Ga toch fietsen met je Dienstenrichtlijn

In een uitspraak van 24 oktober 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3471) maakt de Afdeling bestuursrechtspaak van de Raad van State duidelijk dat ook in het kader van (de weigering van) een omgevingsvergunning voor de vestiging van detailhandel een beroep op de Dienstenrichtlijn kan worden gedaan. Degene die zich op de Dienstenrichtlijn beroept en daarmee de onverbindendheid van een onherroepelijk bestemmingsplan inroept, zal dan wel zelf het nodige moet aanvoeren en onderbouwen.

Datum:  25 oktober 2018

Geschreven door:  David Nas

Leestijd:  +/- 2 minuten

In een uitspraak van 24 oktober 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3471) maakt de Afdeling bestuursrechtspaak van de Raad van State duidelijk dat ook in het kader van (de weigering van) een omgevingsvergunning voor de vestiging van detailhandel een beroep op de Dienstenrichtlijn kan worden gedaan. Degene die zich op de Dienstenrichtlijn beroept en daarmee de onverbindendheid van een onherroepelijk bestemmingsplan inroept, zal dan wel zelf het nodige moet aanvoeren en onderbouwen.

Wat was er aan de hand?

International Bike Group wil een fietsenhandel vestigen aan de Bosscheweg 255-01 te Tilburg. Op grond van het bestemmingsplan is op die locatie wel perifere detailhandel toegestaan en ook postorderbedrijven en internetbedrijven zijn toegestaan. Reguliere detailhandel is niet toegestaan. Het filiaal van International Bike Group omvat onder meer een showroom, een werkplaats en een plaats waar orders afgehaald kunnen worden. De totale oppervlakte is 640 m². In de winkel kunnen ongeveer 50 verschillende fietsen worden uitgeprobeerd, waarna onder begeleiding van een verkoopmedewerker een complete fiets kan worden samengesteld en via internet kan worden besteld.

Geen perifere detailhandel

In navolging van de rechtbank oordeelt de Raad van State dat het filiaal niet is aan te merken als perifere detailhandel, omdat het minimale bruto verkoopvloeroppervlak van 1000 m² niet wordt gehaald. Ook is geen sprake van een postorderbedrijf of internetbedrijf, omdat het filiaal 6 dagen per week geopend is voor bezoekers. Tot slot is het gelet op de ruimtelijke uitstraling als een vorm van detailhandel aan te merken. De fietsen die ter plaatse worden besteld, worden niet ter plaatse in voorraad gehouden of vanuit het filiaal uitgeleverd.

Eisen uit de Dienstenrichtlijn

Dat is het moment om een beroep te doen op de onverbindendheid van de bestemmingsplanbepalingen die uitsluitend perifere detailhandel toestaan door deze te betitelen als een brancheringsregeling die op grond van (artikel 15 lid 3) de Dienstenrichtlijn niet is toegestaan. Sinds de uitspraak van de Afdeling van 20 juni jl. (ECLI:NL:RVS:2018:2062, Appingedam) is dit een standpunt met kans van slagen, omdat de Afdeling daar heeft geoordeeld dat een brancheringsregeling in een bestemmingsplan moet voldoen aan de drie eisen die artikel 15 lid 3 van de Dienstenrichtlijn stelt:

  1. De brancheringsregeling mag niet discrimineren;
  2. De brancheringsregeling moet noodzakelijk zijn, hetgeen betekent dat de brancheringsregeling gerechtvaardigd moet zijn om een dwingende reden van algemeen belang;
  3. De brancheringsregeling moet evenredig zijn: de beperkingen die de brancheringsregeling met zich brengt moeten geschikt zijn om het nagestreefde doel te bereiken, en ze mogen niet verder gaan dan nodig is om dat doel te bereiken. Het doel kan niet met andere, minder beperkende maatregelen worden bereikt.

Belangrijke punt in de Appingedamuitspraak was dat de Afdeling het bevoegd gezag dat de brancheringsregeling hanteert heeft belast met de bewijslast: het met concrete en objectieve gegevens onderbouwen van de evenredigheid van de brancheringsregels.

Deze uitspraak leert dat die bewijslastverdeling anders ligt als het bestemmingsplan waarin de brancheringsregeling is opgenomen al onherroepelijk is en dat bestemmingsplan wordt gebruikt als toetsingskader voor een omgevingsvergunning. Degene die zich beroept op de onverbindendheid van de brancheringsregeling in het onherroepelijke bestemmingsplan is degene die moet onderbouwen dat de brancheringsregeling niet voldoet aan de eisen van artikel 15 lid 3 van de Dienstenrichtlijn.

Conclusie

Als een gemeente in het bestemmingsplan een brancheringsregeling opneemt, is het de gemeente die moet onderbouwen - met concrete en objectieve gegevens - dat de brancheringsregeling voldoet aan de eisen van artikel 15 lid 3 van de Dienstenrichtlijn. Wanneer sprake is van een onherroepelijk bestemmingsplan en in het kader van de toetsing daaraan wordt de onverbindendheid van een brancheringsregeling ingeroepen, dan is degene die de onverbindendheid inroept aan zet. Die partij moet dan de onevenredigheid ten minste aannemelijk maken.

Quickscan bestemmingsplan

Wilt u zelf duidelijkheid of uw bouwplan past binnen het bestemmingsplan? Voor een vaste prijs onderzoeken onze specialisten de mogelijkheden. Klik hier voor meer informatie over onze Quickscan bestemmingsplan.


Blijf scherp

Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact met ons op en laat u persoonlijk informeren over onze diensten.