Afdeling bestuursrechtspraak vult criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ in

In een uitspraak (ECLI:NL:RVS:2017:2271) van 23 augustus 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ ingevuld. Dit criterium speelt een rol bij de vraag wie belanghebbende is bij geschillen over omgevingsrechtelijke besluiten.

Datum:  23 augustus 2017

Gewijzigd  14 november 2023

Leestijd:  +/- 2 minuten

In een uitspraak (ECLI:NL:RVS:2017:2271) van 23 augustus 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ ingevuld. Dit criterium speelt een rol bij de vraag wie belanghebbende is bij geschillen over omgevingsrechtelijke besluiten.

Wat was er aan de hand?

Deze procedure betrof een geschil over een mestbassin in Limburg. Verschillende omwonenden hadden het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gulpen-Wittem verzocht om handhavend op te treden tegen het mestbassin. Om een ontvankelijk verzoek tot handhaving te kunnen doen is bepalend of een omwonende als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht geldt. Gelet op de omvang en aard van de activiteiten in relatie tot de beperkte klachten over geuroverlast oordeelde het college dat omwonenden die woonachtig waren op een afstand van meer dan 250 meter van het mestbassin niet als belanghebbende konden worden aangemerkt. De rechtbank heeft het oordeel van het college gevolgd.

Afdeling geeft uitleg over belanghebbendheid

De Afdeling ziet in deze procedure aanleiding om haar jurisprudentielijn ten aanzien van belanghebbendheid te verduidelijken. De praktijk heeft daar volgens de Afdeling behoefte aan.

De Afdeling geeft in deze uitspraak aan dat het uitgangspunt is dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die een besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Maar die feitelijke gevolgen moeten volgens de Afdeling wel iets voorstellen. Daarom hanteert de Afdeling sinds enige jaren het criterium 'gevolgen van enige betekenis' als correctie op dit uitgangspunt.

De Afdeling licht in deze uitspraak toe dat gevolgen van enige betekenis ontbreken als de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van een betrokkene zo gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij spelen de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (zoals geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit een rol. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. Dat betekent dat de kring van belanghebbenden afhankelijk is van de aard van het besluit. De Afdeling geeft daarbij het voorbeeld dat de kring van belanghebbenden bij een handhavingsbesluit niet altijd samenvalt met die bij een besluit tot vergunningverlening.

De rechter oordeelt uiteindelijk over belanghebbendheid

De Afdeling geeft daarnaast duidelijkheid wie het eindoordeel geeft of iemand belanghebbende is bij een besluit. Bij besluiten over activiteiten in het omgevingsrecht is het de taak van het bestuursorgaan om in de bestuurlijke voorprocedure de kring van belanghebbenden vast te stellen.

Als er vervolgens (hoger) beroep wordt ingesteld is het (uiteindelijk) aan de bestuursrechter om definitief te oordelen over de vraag wie belanghebbenden zijn bij een besluit. Een rechtzoekende hoeft daarbij niet zelf aan te tonen dat hij belanghebbende is. Alleen als de vraag aan de orde is of 'gevolgen van enige betekenis' ontbreken en dus de vraag is of er aanleiding bestaat om alsnog geen belanghebbendheid aan te nemen, kan en mag van de rechtzoekende worden gevraagd uit te leggen welke feitelijke gevolgen hij van de activiteit ondervindt of vreest te zullen ondervinden.

Concrete toepassing: belanghebbende, tenzij geen gevolgen van enige betekenis

Over de verzoekers in deze procedure oordeelde de Afdeling dat zowel het college als de rechtbank de omwonenden die op meer dan 250 meter afstand van het mestbassin woonden ten onrechte niet als belanghebbende hadden aangemerkt. Alle verzoekers konden namelijk geuroverlast ondervinden. Zij ondervonden dus de feitelijke milieugevolgen van het mestbassin. Dat maakt hen belanghebbend, tenzij ‘gevolgen van enige betekenis’ voor hen ontbreken.

De Afdeling constateert dat de geurhinder zich met name voordoet als het mestbassin net gevuld is en de wind in de richting van de desbetreffende woningen staat, dat de geurhinder niet continu maar wel regelmatig plaatsvindt en dat de geur van mest doorgaans als penetrant wordt ervaren. Onder die omstandigheden zijn de gevolgen van ‘enige betekenis’ en zijn de omwonenden belanghebbend.


Blijf scherp

Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact met ons op en laat u persoonlijk informeren over onze diensten.