Datum: 03 oktober 2017
Gewijzigd 14 november 2023
Leestijd: +/- 2 minuten
In Nederland weten wij niet anders dan dat niet alle vormen van detailhandel op elke locatie zijn toegestaan. Reden daarvoor is dat niet elke locatie voor elke vorm van detailhandel geschikt is en dat gemeenten veelal het centrumgebied willen beschermen. Concreet gezegd: een bouwmarkt aan de rand van de stad en de kledingwinkel in het centrum.
In een eerdere editie van MIX (juli 2016) stelde ik de vraag of deze beperkingen wel mogen worden gesteld of dat deze mogelijk in strijd zijn met Europese regelgeving. En wat dan de gevolgen zouden zijn. Gelet op recente Europeesrechtelijke ontwikkelingen lijkt over die vragen meer duidelijkheid te komen.
De reden voor die vragen was een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) over het bestemmingsplan ‘Stad Appingedam’ van de Appingedamse gemeenteraad, waarin onder meer een ‘Woonplein’ aan de rand van Appingedam mogelijk wordt gemaakt. Dit ‘Woonplein’ is bedoeld als winkelgebied voor omvangrijke detailhandel, zoals meubelen, keukens en bouwmaterialen. Reguliere detailhandel – zoals bijvoorbeeld schoenen- en kledingwinkels of supermarkten – zijn ter plaatse niet toegestaan. In deze zaak heeft een vastgoedondernemer aangevoerd dat de gemeenteraad met het opnemen van deze beperking in strijd handelt met de Europese Dienstenrichtlijn, door alleen detailhandel in omvangrijke goederen toe te staan.
De Afdeling heeft het Hof van Justitie in deze zaak gevraagd om duidelijkheid te geven over de vraag of het Nederlandse systeem van ‘brancheringsbeperkingen’ in bestemmingsplannen wel in overeenstemming is met de Europese Dienstenrichtlijn, aangezien – simpel gezegd – de Dienstenrichtlijn het stellen van assortimentbeperkingen (in beginsel) verbiedt.
Deze zaak is voor het Nederlandse ruimtelijke ordeningsbeleid potentieel van groot belang. Mocht door het Hof van Justitie namelijk worden geoordeeld dat de Dienstenrichtlijn van toepassing is én dat de voorschriften die bepalen dat klein(schalig)ere detailhandel zich niet op het Woonplein mag vestigen in strijd zijn met deze richtlijn, dan zijn in feite assortimentsbeperkingen voor detailhandel in ruimtelijke plannen in strijd met de Dienstenrichtlijn.
Het antwoord op deze vragen is daarmee van groot belang voor de Nederlandse bestemmingsplanpraktijk. Het kan immers zomaar zijn dat met het uiteindelijke oordeel van het Hof van Justitie een streep door de decennialang gevoerde Nederlandse praktijk van brancheringsregulering wordt gezet.
De Afdeling heeft het Hof van Justitie meerdere vragen gesteld. De vragen die de Afdeling heeft gesteld zijn – kort en vereenvoudigd weergegeven - :
En tot slot – als het Hof al deze vragen bevestigend beantwoord – stelt de Afdeling het Hof van Justitie de vraag of de regeling zoals die in het bestemmingsplan ‘Stad Appingedam’ is opgenomen in strijd is met de Dienstenrichtlijn.
Voordat het Hof van Justitie een uitspraak doet over de gestelde vragen van de Afdeling, wordt altijd een zogenoemde conclusie uitgebracht door een advocaat-generaal bij het Hof van Justitie. Dit is een onderbouwd en gemotiveerd advies aan het Hof van Justitie, hoe de advocaat-generaal vindt dat het Hof van Justitie de door de Afdeling gestelde vragen moet beantwoorden. In de regel wordt een dergelijk advies door het Hof van Justitie overgenomen.
Inmiddels is de conclusie van advocaat-generaal Szpunar gepubliceerd. Hij heeft het Hof van Justitie geadviseerd om – wederom kort en vereenvoudigd weergegeven – de vragen van de Afdeling als volgt te beantwoorden:
De advocaat-generaal concludeert daarmee dat de Dienstenrichtlijn in deze zaak van toepassing is en er beperkingen gelden voor het kunnen opnemen van brancheringsbeperkingen in het Appingdamse bestemmingsplan. Deze beperkingen houden in dat er door de gemeenteraad een drietal voorwaarden voor het kunnen stellen van eisen (brancheringsbeperingen) in acht moet worden genomen:
De advocaat-generaal geeft aan dat het aan de Afdeling bestuursrechtspraak zelf – en dus niet aan het Hof van Justitie – is om te beoordelen of de door de gemeenteraad opgenomen regeling aan deze eisen voldoet.
Ondanks dat het dus aan de nationale instanties is om te beoordelen of aan deze voorwaarden wordt voldaan, stuurt de advocaat-generaal de Afdeling in zijn conclusie alvast een richting op om de opgenomen branchebeperking te rechtvaardigen.
Het oordeel van het Hof van Justitie en de daaropvolgende uitspraak van de Afdeling over het ‘Woonplein Appingedam’ zullen nu moeten worden afgewacht. Deze oordelen zullen voor de Nederlandse ‘brancheringspraktijk’ van groot belang zijn.
Met de conclusie van advocaat-generaal Szpunar lijkt – ervan uitgaande dat het Hof van Justitie deze conclusie zal volgen – het eindoordeel te gaan worden dat de Nederlandse ‘brancheringspraktijk’ in overeenstemming is met de Dienstenrichtlijn. Wel zal er voor overheden een extra motiveringsverplichting gaan gelden. Elke keer als iemand zich als dienstverrichter beperkt of uitgesloten voelt, lijkt hij namelijk van het bevoegd gezag een evenredigheidstoets, zoals opgenomen in de Dienstenrichtlijn, te kunnen verlangen.
Zodra de Afdeling haar einduitspraak over het ‘Woonplein Appingedam’ heeft gedaan zal in dit vakblad een slotartikel over deze discussie worden gepubliceerd.
Wilt u zelf duidelijkheid of uw bouwplan past binnen het bestemmingsplan? Voor een vaste prijs onderzoeken onze specialisten de mogelijkheden. Klik hier voor meer informatie over onze Quickscan bestemmingsplan.
Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact met ons op en laat u persoonlijk informeren over onze diensten.