Datum: 05 september 2018
Gewijzigd 14 november 2023
Leestijd: +/- 2 minuten
In een uitspraak van 5 september 2018 heeft de Afdeling geoordeeld dat ook wanneer het college heeft ingestemd met een gereedmelding, daarmee nog niet gezegd is dat er conform de omgevingsvergunning is gebouwd. In dit specifieke geval moet de eigenaar van de percelen daarom alsnog worden aangeschreven om airconditioners die in afwijking van de omgevingsvergunning op het dak zijn geplaatst, te verwijderen of te verplaatsen.
In de uitspraak van 5 september 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2911) speelde het volgende. Door omwonenden was aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht gevraagd om handhavend op te treden tegen een aantal airconditioners op het dak. Deze waren namelijk ergens anders geplaatst dan waarvoor omgevingsvergunning was verleend. Op de tekeningen bij die omgevingsvergunning was ingetekend dat op het dak in de lengterichting twee evenwijdige rijen van elk vijf airconditioners zouden worden geplaatst. De omvang van die airconditioners bleek niet uit de bijbehorende tekening. De airconditioners werden vervolgens echter niet in twee evenwijdige rijen van vijf geplaatst, maar op verschillende plaatsen op het dak. De plaats van die airconditioners was volgens de omwonenden daarom in strijd met de verleende omgevingsvergunning.
Het college bracht hiertegenin dat na de gereedmelding een inspectie is uitgevoerd en de bouwinspecteur heeft ingestemd met deze melding. Daarmee beoogde het college kennelijk te stellen dat daarom niet meer handhavend kon worden opgetreden.
De Afdeling oordeelt dat de inspectie en de instemming met de gereedmelding geen legaliserende werking hebben ten aanzien van de afwijking van de omgevingsvergunning. De instemming met de gereedmelding van de bouwwerkzaamheden strekt volgens de Afdeling namelijk niet verder dan dat daarmee te kennen is gegeven dat er geen bezwaar staat tegen het in gebruik nemen van het verbouwde deel van het gebouw. De gereedmelding kan daarom niet in de weg staan aan de eventuele mogelijkheden die het college heeft om handhavend op te treden tegen het bouwen in afwijking van een omgevingsvergunning.
Omdat de omgevingsvergunning ook niet nadien was gewijzigd, bijvoorbeeld door indiening van een gewijzigde bouwtekening, oordeelt de Afdeling dat het college in beginsel moet optreden tegen de in afwijking van de omgevingsvergunning geplaatste airconditioners.
Omdat het college in haar besluit om niet handhavend op te treden al een belangenafweging had gemaakt en was nagegaan of er zicht op legalisatie bestond, gaat de Afdeling daar in haar uitspraak ook op in. De Afdeling stelt vast dat in het bestreden besluit niet alle mee te nemen belangen zijn meegenomen en concludeert vervolgens dat er niet gebleken is van bijzondere omstandigheden die ertoe noopten af te zien van handhaving.
Uit deze casus blijkt duidelijk dat zelfs wanneer de bouwinspecteur heeft ingestemd met de gereedmelding daarmee nog niet gezegd is dat het bouwwerk conform omgevingsvergunning is gerealiseerd. Hiermee blijft er dus een handhavingsrisico bestaan. Als dat handhavingsrisico zich verwezenlijkt, dan zou dat wellicht kunnen worden opgelost door een aanvraag in te dienen en daarmee het vergunde bouwplan te wijzigen, zeker in het geval er sprake is van wijzigingen waar op zich geen inhoudelijke bezwaren tegen bestaan.
Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact met ons op en laat u persoonlijk informeren over onze diensten.