Datum: 31 augustus 2021
Gewijzigd 14 november 2023
Leestijd: +/- 2 minuten
Heeft u de hoger beroepsdagvaarding wel binnen acht dagen na betekening ingeschreven in het rechtsmiddelenregister?
Voorkom dat u ooit in de situatie terechtkomt dat u bovenstaande vraag twijfelend of met een harde ‘nee’ moet beantwoorden. Het kan fatale gevolgen hebben.
In onderstaand artikel leggen wij uit wat het rechtsmiddelenregister is. Wat de reden is van het bestaan van dit register, in welke gevallen een rechtsmiddel moet worden ingeschreven en wat de sanctie is in het geval dit niet is gebeurd.
De naam van het register zegt het al. Het rechtsmiddelenregister is een register dat bijhoudt of tegen een bepaalde uitspraak een rechtsmiddel is ingesteld. Op grond van artikel 433 Rv kan een partij die verzet heeft gedaan, hoger beroep of beroep in cassatie heeft ingesteld het ingestelde rechtsmiddel inschrijven bij de griffie van het gerecht die de bestreden uitspraak heeft uitgesproken. Elke gerechtelijke instantie houdt dus een dergelijk register bij.
Het idee achter dit register is dat de griffier moet kunnen controleren of een uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. Denk aan uitspraken die iets zeggen over de rechtstoestand van een onroerende zaak of een ander registergoed en deze uitspraak in de openbare registers is of kan worden ingeschreven.
Indien de griffier niet zou kunnen nagaan of de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, kan hij ook geen griffiersverklaring afgeven. Voor reguliere rechtelijke uitspraken heeft dat als gevolg dat deze vooralsnog niet vatbaar zijn voor tenuitvoerlegging. Voor uitvoerbaar bij voorraad verklaarde uitspraken is het belang gelegen in het bieden van zekerheid om door middel van de griffiersverklaring de onherroepelijkheid van de uitspraak aan te tonen.
Vooral in de vastgoedpraktijk speelt het rechtsmiddelenregister een grote rol. Dit komt doordat de informatie over de rechtstoestand van registergoederen dient te zijn ingeschreven in de openbare registers. Zo vinden wij in de openbare registers wie eigenaar is van een registergoed en of daar beslag op is gelegd of hypotheek op is gevestigd.
Het kan echter ook zo zijn dat een rechtelijke uitspraak iets zegt over de rechtstoestand van een registergoed en de meest gerede partij deze uitspraak heeft laten inschrijven in de openbare registers. Wordt tegen een dergelijke uitspraak een rechtsmiddel ingesteld, dan kan verplichte inschrijving van dat rechtsmiddel aan de orde zijn.
Hieronder een (niet uitputtende) opsomming van wetsartikelen waarin deze verplichte registratie geldt.
In artikel 3:301 BW is de verplichting opgenomen om indien een rechtsmiddel is ingesteld tegen een uitspraak die in de plaats treedt van een tot levering van een registergoed bestemde akte, dit rechtsmiddel in te schrijven in het rechtsmiddelenregister. Meer diepgang over artikel 3:301 BW is te lezen in het aanverwante artikel: “Let op artikel 3:301 lid 2 BW als procesrechtelijke sluipmoordenaar!”
Ook in het geval dat het gaat om een rechtsmiddel tegen een uitspraak waarin een verklaring omtrent een recht op een registergoed als bedoeld in artikel 3:27 lid 2 BW is uitgesproken dient dit rechtsmiddel te worden ingeschreven. Of indien het gaat om een bevel tot doorhaling als bedoeld in artikel 3:29 lid 3 BW en ook in het geval van grensvastlegging bij rechtelijke uitspraak als bedoeld in artikel 5:32 lid 4 BW. In al deze gevallen zegt de uitspraak iets over de rechtstoestand van het registergoed en zal deze uitspraak in de openbare registers worden ingeschreven. Omdat deze mogelijkheid ook bestaat indien een uitspraak nog niet onherroepelijk is (nog niet in kracht van gewijsde is gegaan) is het belangrijk dat de griffier op verzoek van eenieder kan controleren of een rechtsmiddel tegen deze uitspraak is ingeschreven. Zoals hiervoor uitgelegd.
Verzuim van het inschrijven van een rechtsmiddel in het rechtsmiddelenregister leidt in dergelijke gevallen tot een kei harde niet-ontvankelijkheidssanctie en heeft dus vergaande gevolgen. De hoger beroepsrechter dient overigens ook ambtshalve te toetsen of aan deze inschrijvingsverplichting is voldaan.
Opvallend is echter dat het in de (juridische) praktijk weinig bekend is dat het in bepaalde gevallen verplicht is om het ingestelde rechtsmiddel in te schrijven. Deze onbekendheid volgt al heel mooi uit een zeer recent arrest van de Hoge Raad van 23 april 2021, maar ook uit eigen empirisch onderzoek.
Uit voorgaand arrest volgt wederom dat de rechter bij wie het rechtsmiddel is ingesteld ambtshalve moet nagaan of het rechtsmiddel is ingeschreven. Verzuimt de rechter dit (zoals in dit geval het Gerechtshof) en wordt hierover in de procedure en het arrest niets gerept, dan zal de Hoge Raad, na het instellen van cassatie, toch weer moeten beoordelen of ook in tweede aanleg aan deze verplichting is voldaan. In deze kwestie was dat niet gebeurd en kreeg de partij in kwestie (maar vermoedelijk ook de betrokken advocaat) de deksel keihard op zijn neus.
Advocaten dienen er bedacht op te zijn dat het kan dat indien een uitspraak “iets zegt” over de toestand van een registergoed een ingesteld rechtsmiddel moet worden ingeschreven. En dat – indien dit wordt vergeten – dit tot een niet-ontvankelijkheid kan en zal leiden.
Mocht u ernstig twijfelen of het nodig is, dan is ons advies: doe het gewoon. Het kan namelijk geen kwaad. Artikel 433 Rv bepaalt namelijk dat elk rechtsmiddel kan en mag worden ingeschreven.
Vergeet deze inschrijvingsverplichting niet en controleer ook altijd of de advocaat-wederpartij dit in het desbetreffende geval wel heeft gedaan. De rechter zou dit ambtshalve moeten toetsen, maar uit het empirisch onderzoek blijkt wel, dat niet alleen advocaten, maar ook de gerechtelijke instanties zelf niet zelden onbekend zijn met het rechtsmiddelenregister.
Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact met ons op en laat u persoonlijk informeren over onze diensten.