Datum: 02 november 2020
Gewijzigd 14 november 2023
Geschreven door: Valerie Lipman
Leestijd: +/- 2 minuten
Op 1 januari 2021 treedt de nieuwe Wet Franchise in werking. Het doel van de nieuwe wet is de relatie tussen de franchisegever en franchisenemer meer evenwichtig te maken. Door de inwerkingtreding van de Wet Franchise zullen veel franchiseovereenkomsten opnieuw beoordeeld en uit onderhandeld moeten worden. Het vergt dus een aanpassing van procedures en overeenkomsten van zowel bestaande als toekomstige franchiseverhoudingen. Zeker in branches waarin veelvuldig gebruik wordt gemaakt van franchiseformules, zoals bij DHZ-zaken en bouwgroothandels, is het van belang op de hoogte te zijn van de consequenties die de nieuwe wet met zich meebrengt. Op deze manier kan er in een vroeg stadium rekening worden gehouden met de komende wijzigingen en kunnen nieuwe onderhandelingen met de juiste insteek worden gevoerd.
In dit artikel bespreken Valerie Lipman en Joost van Dongen, beiden advocaat bij Poelmann van den Broek advocaten, kort de belangrijkste vier hoofdthema’s van de nieuwe Wet Franchise.
[campagnes]
De nieuwe Wet Franchise introduceert basisprincipes zoals ‘goed franchisegever’ en ‘goed franchisenemer’. Dit principe is zowel gedurende de aanloop naar een eventuele franchiserelatie (de zogenoemde precontractuele fase) van belang, maar ook als de overeenkomst eenmaal gesloten is. Uitgangspunt is dat partijen jegens elkaar in redelijkheid en zorgvuldigheid optreden. Op het moment dat belangen van de franchisegever en franchisenemer met elkaar botsen dan dient het gesprek te worden aangegaan om te komen tot een wederzijds bevredigende oplossing. Rekening houden met elkaar is dus van belang. Ook de franchisenemer moet zich in dit soort gesprekken constructief opstellen. Een franchisenemer van een DHZ-keten dient bijvoorbeeld naast zijn eigen belang ook het belang van de gehele franchiseketen mee te wegen.
Een veel voorkomend probleem in huidige franchiserelaties is de gebrekkige informatieverstrekking zowel voorafgaand als tijdens de looptijd van de franchiseovereenkomst. De Wet Franchise versterkt de informatiepositie van met name de franchisenemer. De wet bevat een opsomming van onderwerpen waarover een franchisenemer in ieder geval tijdig en specifiek geïnformeerd moet worden. Dit betekent dus dat de procedure voorafgaand aan het sluiten van een franchiseovereenkomst moet worden aangepast en dat goed moet worden bekeken welke informatie moet worden verstrekt. De informatieverstrekking is niet geheel eenzijdig. Ook franchisenemers moeten franchisegevers openheid van zaken geven over hun financiële situatie. Op deze manier kan een franchisegever inventariseren of aan noodzakelijke investeringen voldaan kan worden.
Indien een franchisegever van een DHZ-keten in gesprek gaat met een potentiële franchisenemer dan is zij op grond van de nieuwe Wet Franchise verplicht tot het verstrekken van historische financiële vestigingsplaatsgegevens, voor zover deze redelijkerwijs beschikbaar zouden moeten zijn. Het verstrekken van te verwachten omzetten of bedrijfsresultaten aan de potentiële franchisenemer is overigens niet verplicht. Op het moment dat alle relevante informatie is ontvangen door partijen, is er een wettelijke termijn van vier weken voor beraad. Gedurende die termijn mag de conceptfranchiseovereenkomst niet worden gewijzigd ten nadele van de franchisenemer. Ook mogen in die vier weken, voorafgaand aan de beoogde ondertekening van de overeenkomst, onder meer geen investeringen of andere betalingen met het oog op de aanstaande franchiserelatie van de franchisenemer worden gevraagd. De potentiële franchisenemer moet deze tijd benutten om aan zijn onderzoeksplicht te voldoen en waar nodig advies van deskundigen te vragen.
De Wet Franchise stelt verder een aantal vereisten aan de inhoud van de franchiseovereenkomst. Het gaat om onderwerpen waarover in de praktijk vaak geschillen ontstaan, zoals de vergoeding voor goodwill bij beëindiging van de franchiserelatie en het non-concurrentiebeding. Zo moet in franchiseovereenkomsten een bepaling worden opgenomen omtrent de vergoeding van opgebouwde goodwill door de franchisenemer.
Daarnaast zijn non-concurrentiebedingen die te ruim zijn geformuleerd verboden. Het gevolg kan namelijk zijn dat de franchisenemer na afloop van de franchiserelatie teveel wordt beperkt om bepaalde activiteiten uit te voeren. Door invoering van de Wet Franchise wordt de werking van dergelijke non-concurrentiebepalingen beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor bescherming van de knowhow, tot concurrerende goederen of diensten, tot een periode van een jaar na afloop van de franchiseovereenkomst en het geografische gebied waarbinnen de franchisenemer de formule mocht exploiteren. Het gevolg zal zijn dat veel bestaande non-concurrentiebedingen moeten worden herschreven.
De Wet Franchise voorziet ook in een regeling omtrent overleg. In diverse bepalingen wordt getracht de onderlinge afstemming van activiteiten tussen franchisegever en franchisenemer te optimaliseren. Dit overleg vormt ook de opmaat voor instemming door franchisenemers wanneer de franchisegever wijzigingen in de franchiseformule wil invoeren, die bepaalde financiële gevolgen heeft of kan hebben voor de franchisenemer. Aan de hand van vooraf vastgestelde drempelwaarden dient te worden bepaald of instemming van de franchisenemer(s) is vereist.
Gedacht kan worden aan huismerken (denk bijvoorbeeld aan gereedschap, bouwmaterialen of verf) ontwikkeld door de franchisegever die tevens bij andere winkels (buiten de franchiseformule) worden aangeboden. Op het moment dat de vaststaat dat de financiële gevolgen aanzienlijk zullen zijn voor franchisenemers is overleg en (afhankelijk van de gemaakte afspraken) instemming voor dergelijke acties vereist.
De Wet Franchise bevat een scala aan ingrijpende veranderingen voor zowel voor de franchisegever als de franchisenemer. De wet treedt mogelijk al op 1 januari 2021 in werking. Vanaf die datum zullen franchisegevers en franchisenemers moeten voldoen aan de Wet Franchise. Dit betekent dat veel procedures en overeenkomsten moeten worden herzien. Voor bestaande franchiseovereenkomsten geldt voor sommige bepalingen een overgangsperiode van twee jaar. Het gaat dan om de bepalingen over goodwill, het non-concurrentiebeding en het instemmingsvereiste voor wijzigingen in de franchiseformule. De bepalingen in bestaande franchiseovereenkomsten die zien op deze onderwerpen moeten binnen twee jaar na de inwerkingtreding voldoen aan de Wet Franchise. Is dat niet het geval? Dan zullen partijen om tafel moeten gaan om nieuwe afspraken te maken die wel voldoen.
Heeft u vragen over de veranderingen op het gebied van franchise? Of wilt u advies over de impact van de wijzigingen op uw franchiseformule? Neem dan contact op met Valerie Lipman of Joost van Dongen.
Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact met ons op en laat u persoonlijk informeren over onze diensten.