Datum: 04 december 2018
Gewijzigd 14 november 2023
Geschreven door: Emile Sahhar
Leestijd: +/- 2 minuten
Onlangs verscheen een opmerkelijke uitspraak van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam (hierna: ‘OK’) waarin de OK een statutair bestuurder van een vennootschap aanrekent dat na zijn vertrek een statutair bestuur ontbrak. Deze uitspraak is opmerkelijk, omdat zorg voor opvolging in beginsel niet tot het takenpakket van een statutair bestuurder van een vennootschap behoort. De wet schrijft namelijk, kort gezegd, voor dat de bevoegdheid tot benoeming van bestuurders rust bij de algemene vergadering.
Wat was er aan de hand? De aandelen van de vennootschap in kwestie werden gehouden door vier partijen in de volgende verhouding: A (55 %), B (15 %), C (25 %) en D (5 %). B vormde het statutair bestuur van de vennootschap. Op enig moment trad B terug als statutair bestuurder. Pas vier jaar later werd een nieuwe statutair bestuurder benoemd. Aldus is de vennootschap vier jaar lang stuurloos geweest. En dat blijkt uit het onderzoeksverslag van de onderzoeker, die een administratieve puinhoop aantrof.
De OK windt er geen doekjes om en oordeelt dat het ontbreken van een statutair bestuur gedurende vier jaar zowel B als A valt aan te rekenen. Van B als terugtredend bestuurder mocht, aldus de OK, in de gegeven omstandigheden en gelet op het bepaalde in artikel 2:9 BW worden verwacht dat hij serieuze pogingen zou ondernemen teneinde te voorkomen dat een statutair bestuur zou ontbreken. De OK vervolgt door te oordelen dat ook van A als meerderheidsaandeelhouder in de gegeven omstandigheden ingevolge artikel 2:8 BW mocht worden verwacht dat hij stappen zou nemen om alsnog in de ontstane vacature te voorzien.
Zowel B in zijn hoedanigheid van bestuurder als A in zijn hoedanigheid van aandeelhouder worden door de OK op de vingers getikt. Dat A in zijn hoedanigheid van aandeelhouder een verwijt wordt gemaakt, acht ik begrijpelijk aangezien (i) de bevoegdheid tot benoeming van het statutair bestuur, behoudens statutaire afwijkingen, bij de algemene vergadering ligt en (ii) A de meerderheid van de aandelen hield. Met andere woorden: hij had de bevoegdheid én mogelijkheid om te voorzien in een nieuw statutair bestuur.
Waarom ook B in zijn hoedanigheid van bestuurder voor de bijl gaat acht ik minder begrijpelijk. De grondslag daarvoor is volgens de OK gelegen in het wettelijk verankerde uitgangspunt dat de bestuurder tegenover de rechtspersoon is gehouden tot een behoorlijke taakuitoefening. Maar de OK motiveert vervolgens niet op grond waarvan de zorg voor opvolging tot het takenpakket van de terugtredende bestuurder behoort. Mogelijk speelde hier nog mee dat B niet alleen bestuurder was maar tevens aandeelhouder, maar ook dat blijkt niet met zoveel woorden uit de motivering van de OK.
Brengt deze uitspraak een extra taak voor u als statutair bestuurder van een vennootschap mee? Mijns inziens niet. De bevoegdheid tot benoeming van het statutair bestuur rust namelijk nog altijd bij de algemene vergadering. Maar houd er wel rekening mee dat, onder omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer na uw defungeren een bestuursvacuüm dreigt, van u wordt verwacht dat u pogingen onderneemt om te voorkomen dat het bestuursvacuüm werkelijkheid wordt.
Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact met ons op en laat u persoonlijk informeren over onze diensten.