Onjuiste bekendmaking van besluiten: de gevolgen kunnen groot zijn

Uit een uitspraak (ECLI:NL:RVS:2017:2196) van 16 augustus 2017 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) blijkt nog maar eens dat het lang niet altijd goed gaat met de bekendmaking van besluiten. Als er sprake is van een onjuiste bekendmaking treedt een besluit niet in werking. En de gevolgen daarvan zijn groot, zeker bij handhavingsbesluiten.

Datum:  17 augustus 2017

Gewijzigd  14 november 2023

Leestijd:  +/- 2 minuten

Uit een uitspraak (ECLI:NL:RVS:2017:2196) van 16 augustus 2017 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) blijkt nog maar eens dat het lang niet altijd goed gaat met de bekendmaking van besluiten. Als er sprake is van een onjuiste bekendmaking treedt een besluit niet in werking. En de gevolgen daarvan zijn groot, zeker bij handhavingsbesluiten.

Wat was er aan de hand?

Deze procedure ging over een drietal in april 2014 opgelegde lasten onder dwangsom aan een pandeigenaar in Eindhoven wegens overtreding van de Woningwet en het Bouwbesluit 2012. Het pand was namelijk niet voorzien van goed functionerende en doorgekoppelde rookmelders. Het college was in het kadaster nagegaan op welk postbusadres zij de pandeigenaar konden bereiken en verstuurden de besluiten naar het daarin opgenomen postbusadres. Er werd door de pandeigenaar geen gevolg gegeven aan de lasten en het college heeft vervolgens in totaal € 5.000,00 aan dwangsommen ingevorderd bij de pandeigenaar.

De pandeigenaar stelde in deze procedure dat hij de besluiten tot het opleggen van een last onder dwangsom en het invorderingsbesluit nooit heeft ontvangen. Het postbusadres waar deze besluiten naar waren verstuurd gebruikte hij namelijk al lange tijd niet meer. Pas op 30 oktober raakte hij bekend het invorderingsbesluit, omdat er toen een brief van het college naar zijn woonadres was verzonden waarin naar dit besluit werd verwezen. Op 27 november maakte de pandeigenaar vervolgens bezwaar tegen het invorderingsbesluit en de hem onbekende dwangsombesluiten.

Bezwaar- en beroepsprocedure: niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding

In de bezwaarprocedure heeft het college het bezwaar van de pandeigenaar tegen de besluiten tot het opleggen van een last onder dwangsom niet-ontvankelijk verklaard, omdat de pandeigenaar het bezwaar te laat heeft ingediend en het college geen redenen zag om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het bezwaar tegen de invorderingsbeschikking heeft het college ook niet-ontvankelijk verklaard, omdat de pandeigenaar het bezwaar niet binnen twee weken nadat hij met het invorderingsbesluit bekend was geworden heeft ingediend. In de daaropvolgende beroepsprocedure heeft de rechtbank het college hierin gevolgd.

Lessen van de Afdeling

De pandeigenaar gaat vervolgens in hoger beroep bij de Afdeling. De Afdeling gaat in deze uitspraak in op meerdere juridische aspecten: de wijze waarop besluiten bekend moeten worden gemaakt, wanneer er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding en wat de gevolgen zijn als een besluit niet op de juiste wijze bekend wordt gemaakt.

Bekendmaking van een last onder dwangsom vindt plaats door toezending aan het GBA-adres

De Afdeling oordeelt allereerst dat het college de besluiten tot het opleggen van een last onder dwangsom had moeten zenden aan het woonadres van de pandeigenaar en niet aan het in het kadaster opgenomen postbusadres. De pandeigenaar heeft bij de gemeente het postadres immers niet opgegeven als correspondentieadres. Het woonadres van de pandeigenaar was wel opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA, thans Basisadministratie persoonsgegevens). Nu de pandeigenaar geen ander correspondentieadres heeft opgegegeven, had het besluit naar het GBA-adres van de pandeigenaar verzonden moeten worden. De Afdeling acht daarbij van belang dat de pandeigenaar verplicht is om aangifte bij het college te doen van zijn woonadres, alsmede van eventuele wijzigingen daarin.

Het gevolg van de onjuiste toezending betekent dat de toezending niet voldoet aan de wettelijke eisen van bekendmaking in de zin van artikel 3:41, eerste lid van de Awb. Dat betekent dat de besluiten niet op de juiste wijze bekend zijn gemaakt en er geen bezwaartermijn is aangevangen. De Afdeling oordeelt dan ook dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Ditzelfde geldt overigens voor het invorderingsbesluit.

Bezwaartermijn van twee weken geldt alleen als een besluit op de juiste wijze bekend is gemaakt

De Afdeling constateert dat de pandeigenaar op 30 oktober bekend is geraakt met het invorderingsbesluit, aangezien hij toen een brief op zijn woonadres heeft ontvangen waarin naar dit besluit werd verwezen. Het college stelt dat het bezwaar van de pandeigenaar op 27 november te laat is ingediend. Het is volgens het college – daarin gesteund door de rechtbank – namelijk vaste jurisprudentie van de Afdeling dat alleen sprake kan zijn van een verschoonbare termijnoverschrijding als er binnen twee weken nadat iemand van een besluit op de hoogte is geraakt alsnog bezwaar is ingediend.

De Afdeling volgt ook hier het college en de rechtbank niet. De Afdeling legt uit dat die rechtspraak slechts ziet op besluiten die op de juiste wijze bekend zijn gemaakt. En dat is bij het invorderingsbesluit niet het geval. Ook het bezwaar tegen het invorderingsbesluit is dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.

Gevolg onjuiste bekendmaking: besluit treedt niet in werking, geen grondslag invordering

Aangezien de besluiten tot het opleggen van een last onder dwangsom niet op de juiste wijze bekend zijn gemaakt, komt de Afdeling tot de conclusie dat deze besluiten nooit in werking zijn getreden. Dat betekent dat er geen dwangsommen kunnen worden verbeurd. Er bestaat dan ook geen wettelijke grondslag tot het kunnen nemen van een invorderingsbesluit.

De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank, herroept de beslissing op bezwaar en stelt haar uitspraak daarvoor in de plaats. Ter voorlichting aan het college merkt de Afdeling op dat het college, indien zij de handhaving wenst voort te zetten – niettegenstaande het tijdsverloop en de inmiddels gewijzigde situatie – een nieuwe procedure zal moeten aanvangen met toezending van een nieuw handhavingsbesluit aan het GBA-adres van de pandeigenaar, waarna de pandeigenaar de gelegenheid heeft om daartegen bezwaar te maken.

Conclusie

Deze uitspraak laat zien dat het lang niet altijd goed gaat met de bekendmaking van besluiten. De gevolgen daarvan zijn groot, zeker bij handhavingsbesluiten. Een onjuist bekend gemaakt handhavingsbesluit treedt namelijk niet in werking en kan daarmee nooit een grondslag vormen voor invordering. Het is dus altijd raadzaam na te gaan of besluiten op de juiste wijze bekend zijn gemaakt.


Blijf scherp

Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact met ons op en laat u persoonlijk informeren over onze diensten.