Datum: 26 mei 2021
Gewijzigd 14 november 2023
Geschreven door: Floris Pels Rijcken
Leestijd: +/- 2 minuten
Begin 2020 was de verwachting dat de prijzen van bouwmaterialen zouden stabiliseren (of zelfs dalen) door de Coronapandemie. Niets blijkt minder waar. Dit kwartaal (Q1 2021) spreekt men zelfs van ‘gekte’ op de bouwmaterialenmarkt. De staalprijzen zijn historisch hoog en de prijzen van hout zijn explosief gestegen. Een aannemer die vorig jaar een werk heeft aangenomen, kan daardoor in de problemen komen. In deze bijdrage wordt een overzicht geschetst van de (on)mogelijkheden voor een aannemer om prijsstijgingen door te berekenen.
Voorkomen is beter dan genezen. Zo ook bij prijsstijgingen: het loont om vooraf (het risico van) eventuele prijsstijgingen te bespreken en daar afspraken over te maken. Zowel upstream (relatie aannemer-opdrachtgever) als downstream (relatie aannemer-leverancier). Deze bijdrage gaat evenwel niet over voorkomen, maar over genezen. De do’s en don’ts voor nieuwe contracten zijn materie voor een andere bijdrage.
Deze bijdrage gaat over de situatie dat partijen (opdrachtgever en aannemer) reeds een overeenkomst hebben gesloten en dat zich nadien prijsstijgingen voordoen. Kunnen in dat geval (excessieve) prijsstijgingen worden doorberekend? Het antwoord op deze vraag moet vooreerst gevonden worden in de specifieke aannemingsovereenkomst tussen aannemer en opdrachtgever.
Aangezien het niet mogelijk is om in dit artikel in te gaan op ‘specifieke aannemingsovereenkomsten’, worden hieronder de meest gebruikelijke ingangen (om een prijsstijging door te berekenen) behandeld.
Een risicoregeling is een regeling die partijen overeen kunnen komen. Een dergelijke regeling heeft als doel om sterke prijsschommelingen van materialen (maar ook bijvoorbeeld: lonen en kosten voor nutsvoorzieningen) te compenseren c.q. te verdisconteren in de prijs.
Zoals uit de vorige alinea blijkt, kunnen partijen een risicoregeling overeenkomen. Is een risicoregeling niet overeengekomen, dan kan de aannemer hier (vanzelfsprekend) ook geen beroep op doen.
Er zijn verschillende (soorten) risicoregelingen; een nadere beschouwing daarvan gaat dit artikel te buiten. Partijen doen er in ieder geval goed aan om bedacht te zijn op de aanwezigheid van dergelijke regelingen.
De wet, specifiek artikel 7:753 BW, voorziet (ook) in een mogelijkheid om prijsstijgingen door te berekenen. Ingevolge dit artikel kan een rechter op vordering van de aannemer de prijs aanpassen ingeval van:
Let wel: de wettekst bepaalt dat de rechter de “overeengekomen prijs geheel of gedeeltelijk aan de kostenverhoging [kan] aanpassen”, maar in de praktijk is eerder sprake van een gedeeltelijke verdiscontering van de prijsstijging. De rechter zal rekening houden met de omstandigheden van het geval en het ondernemersrisico van de aannemer.
Dit wetsartikel is in beginsel op elke aannemingsovereenkomst van toepassing. Het is evenwel regelend recht; dat betekent dat partijen anders overeen kunnen komen.
De UAV kennen (net zoals de wet) een mogelijkheid voor een aannemer om prijsstijgingen door te berekenen. Teneinde hier een beroep op te doen, is het uiteraard noodzakelijk dat de UAV op de aannemingsovereenkomst van toepassing zijn verklaard. De vereisten voor een beroep op paragraaf 47 UAV tonen grote gelijkenissen met die uit de wet (artikel 7:753 BW). Blijkens 47-2 UAV 2012 heeft een aannemer recht op bijbetaling indien sprake is van:
Verschillend ten opzichte van de wettelijke bepaling is: i) het ontbreken van een noodzakelijke rechterlijke interventie én ii) de aanwezigheid van het vereiste van een aanzienlijke kostenverhoging van het gehele werk. Wat is aanzienlijk? In jurisprudentie wordt af en toe een drempel van 5% (van de gehele aanneemsom) gehanteerd. Dat is echter geen vast gegeven.
Doen kostenverhogende omstandigheden zich voor? Dan is aannemer gehouden om zo snel mogelijk zijn opdrachtgever (schriftelijk) op de hoogte te stellen.
Een succesvol beroep op deze paragraaf zal in de regel leiden tot een gedeeltelijke vergoeding van de prijsstijging, waarbij rekening wordt gehouden met het ondernemersrisico van aannemer.
De UAV-GC 2005 zijn (in vergelijking met de UAV 2012) ‘zuiniger’ voor wat betreft het toekennen van een kostenvergoeding/bijbetaling aan de aannemer. De bepaling in de UAV-GC 2005 (paragraaf 44 lid 1 sub c) komt de facto neer op een beroep op de wettelijke bepaling omtrent ‘onvoorziene omstandigheden’, bijgevolg hier volstaan wordt met een verwijzing naar de eisen zoals hieronder omschreven.
De wettelijke bepaling omtrent onvoorziene omstandigheden geeft de rechter de mogelijkheid een (aannemings)overeenkomst aan te passen of te ontbinden. Dit artikel geeft de rechter derhalve ook de vrijheid de aanneemsom te wijzigen (c.q. bijbetaling aan de aannemer toe te kennen). Voor een succesvol beroep op deze wettelijke bepaling dient het te gaan om:
Opgemerkt moet worden dat de eis dat sprake is van ‘onvoorziene omstandigheden’, aldus moet worden uitgelegd dat sprake is van een omstandigheid die niet in de overeenkomst is verdisconteerd. Het gaat derhalve niet om de vraag of partijen de omstandigheid (redelijkerwijs) hadden kunnen voorzien – maar of ze er contractueel in hebben voorzien.
Deze wettelijke bepaling is dwingend recht. Partijen kunnen dit artikel derhalve niet contractueel uitsluiten. Uiteraard kunnen partijen wel het bereik van dit artikel beperken, door in de overeenkomst voorzieningen voor bepaalde omstandigheden op te nemen (waardoor die omstandigheid niet meer onvoorzien is). Wat er ook van zij, een beroep op onvoorziene omstandigheden door commerciële partijen slaagt zelden. Rechters honoreren een beroep op dit wetsartikel zelden.
Zoals uit deze bijdrage blijkt: er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden. Bovendien sluit het één niet (altijd) het ander uit. Zo kan een verzoek op bijbetaling gestoeld worden op (bijvoorbeeld) zowel de wet, als de UAV 2012.
Een weg kan soms ook contractueel afgesloten zijn. Een prijsvastbeding kan bijvoorbeeld een beroep op paragraaf 47 UAV en/of artikel 7:753 BW uitsluiten. De enkele aanwezigheid van een prijsvastbeding is daar evenwel onvoldoende voor. Het hangt af van de formulering van het specifieke prijsvastbeding. Het gaat de reikwijdte van dit artikel te buiten om hier nader op in te gaan.
Ingeval prijsstijgingen zich voordoen: het loont altijd om zo snel mogelijk (schriftelijk) hiervan opgave te doen aan de opdrachtgever en het gesprek aan te gaan. De prijsstijging is dan echter al een voldongen feit; beter is het om vooraf de gevolgen van een prijsstijging te bespreken en daar specifieke afspraken over te maken. Denk aan: van welke bouwmaterialen wordt een prijsstijging doorberekend, vanaf welk percentage (stijging) en welke verdeelsleutel hanteren partijen alsdan? Uiteraard kan ook aansluiting gezocht worden bij een index-/risicoregeling.
Teneinde ervoor te zorgen dat de ‘cirkel rond is’: vergeet niet de relatie tussen de aannemer en leverancier. Idealiter sluiten de afspraken tussen opdrachtgever en aannemer hierop aan. Dat is helaas – zeker in deze tijden – makkelijker gezegd dan gedaan.
Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact met ons op en laat u persoonlijk informeren over onze diensten.