Datum: 03 mei 2021
Gewijzigd 14 november 2023
Geschreven door: Floris Pels Rijcken
Leestijd: +/- 2 minuten
Vrijwel elke aannemer heeft er vandaag de dag mee te maken: een stijging van de inkoopkosten. In het eerste kwartaal van 2021 zijn de prijzen van grondstoffen en bouwmaterialen in recordtempo gestegen. De vraag naar (bouw)grondstoffen is ongekend groot, terwijl het aanbod achterblijft. Dit heeft te maken met handelsconflicten, leveringsproblemen en (uiteraard) de coronacrisis. Kan een aannemer – die een vaste prijs met zijn opdrachtgever is overeengekomen – die prijsstijgingen doorberekenen?
Een prijsvastbeding is geen vastomlijnd begrip. Een vorm van een dergelijk beding komt evenwel in de meeste (bouw)contracten voor. Opdrachtgevers wensen immers veelal een ‘vaste prijs’ overeen te komen. De aanwezigheid van een prijsvastbeding betekent echter niet dat de prijs te allen tijde vast is. Eén en ander wordt uitgelegd aan de hand van een fictieve casus.
Opdrachtgever Y en aannemer X sluiten op 1 januari 2020 een aannemingsovereenkomst, op grond waarvan X ten behoeve van Y een bedrijfspand realiseert. Overeengekomen is een aanneemsom van € 1.000.000,-- Op de aannemingsovereenkomst zijn de UAV 2012 van toepassing verklaard. In de aannemingsovereenkomst is de volgende zinsnede opgenomen: “De prijs is vast”.
In het eerste kwartaal van 2021 krijgt X te maken met een explosieve prijsstijging van zijn inkoop (bouwmaterialen), waar X geen rekening mee heeft gehouden (of kunnen houden) bij het overeenkomen van de prijs/aanneemsom.
X brengt de prijsstijging van € 70.000,-- bij Y in rekening. Y weigert de prijsstijging te voldoen met verwijzing naar het prijsvastbeding.
Zowel de wet als de UAV kennen mogelijkheden om een prijsstijging door te berekenen. De wet (artikel 7:753 BW) bepaalt dat een rechter op vordering van de aannemer de prijs kan aanpassen, ingeval van:
De UAV 2012 kent (in paragraaf 47) een soortgelijke bepaling. Het belangrijkste verschil is dat de UAV een voorwaarde toevoegt, namelijk dat het moet gaan om:
Het moet gaan om een aanzienlijke prijsstijging van de kosten voor het gehele werk. Over wat ‘aanzienlijk’ is wordt verschillend geoordeeld; in jurisprudentie wordt wel eens een maatstaf van 5% (over de gehele aanneemsom) gehanteerd.
Terug naar de casus: kan X de ‘explosieve’ prijsstijging doorberekenen? Het hangt – zoals wel vaker bij juridische aangelegenheden – af van de specifieke omstandigheden van het geval. Het is goed mogelijk dat deze ‘explosieve’ prijsstijging (deels) doorberekend kan worden aan Y. Het betreffen hier immers kostenverhogende omstandigheden, die na het sluiten van de overeenkomst zijn ontstaan en waarmee X geen rekening hoefde te houden. Ook zou gesproken kunnen worden van een aanzienlijke prijsstijging, aangezien het gehele werk 7% duurder wordt. Let wel: er zal (vrijwel) nooit sprake zijn van het kunnen doorberekenen van de gehele prijsstijging. Er zal (per geval) een billijke afweging gemaakt moeten worden.
Gooit de aanwezigheid van een prijsvastbeding nog roet in het eten (van X)?
Opdrachtgever Y zal zich op het standpunt stellen dat een ‘vaste prijs’ is overeengekomen en de prijsstijging van bouwmaterialen voor rekening van aannemer X komen. Waarschijnlijk gaat deze vlieger niet op. Een dergelijk prijsvastbeding wordt namelijk (in de regel) uitgelegd als een bepaling die normale prijsstijgingen uitsluit van verrekening/indexering.
Meer dan eens hebben rechter en arbiters overwogen dat een soortgelijk ‘standaard’ prijsvastbeding (zoals in de casus omschreven) de werking van 7:753 BW en/of paragraaf 47 UAV niet uitsluit (zie bijvoorbeeld RvA 29 augustus 2006, nr. 70.981 en 70.990, BR 2006, p. 1105). Daarvoor is veelal een meer expliciete uitsluiting nodig, waarin artikel 7:753 en/of paragraaf 47 UAV buiten werking worden gesteld. Tevens kan een ‘meer dan gebruikelijk’ prijsvastbeding het gevolg hebben dat artikel 7:753 en/of paragraaf 47 UAV buiten werking worden gesteld (zie: RvA d.d. 8 februari 2017, no. 72.067).
Kort en goed: een prijsvastbeding betekent niet (zonder meer) dat prijsstijgingen niet aan opdrachtgever kunnen worden doorberekend.
Een ‘regulier’ prijsvastbeding doet niet af aan de werking van de bepalingen omtrent kostenverhogende omstandigheden (artikel 7:753 BW en paragraaf 47 UAV). Daarvoor is vereist dat er een ‘meer dan gebruikelijk’ prijsvastbeding wordt overeengekomen.
Een opdrachtgever die maximale zekerheid wenst omtrent de prijs van het werk, doet er goed aan uitdrukkelijk te bedingen dat aan artikel 7:753 BW en/of paragraaf 47 UAV geen werking toekomt. Bijvoorbeeld: “partijen komen overeen dat de prijs vast is voor de duur van het werk, het risico van prijsstijgingen geheel bij opdrachtnemer ligt en dat artikel 7:753 BW en paragraaf 47 UAV derhalve zijn uitgesloten”.
Een aannemer heeft vanzelfsprekend baat bij het tegenovergestelde. Als de opdrachtgever hoe dan ook een prijsvastbeding wenst, doet een aannemer er goed aan om (zekerheidshalve) op te nemen dat dit beding “de aanspraken conform de wet en de UAV onverlet laat”.
Beide partijen hebben baat bij zo veel mogelijk duidelijkheid vooraf. Partijen doen er in dat kader goed aan om voor het sluiten van een overeenkomst het risico van prijsstijgingen te bespreken. Leg vervolgens vast:
i) van welke materialen prijsstijgingen worden doorberekend;
ii) vanaf welk percentage aan prijsstijging de aannemer mag doorberekenen; en
iii) welke verdeelsleutel partijen alsdan hanteren.
Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact met ons op en laat u persoonlijk informeren over onze diensten.