Datum: 21 november 2016
Gewijzigd 14 november 2023
Leestijd: +/- 2 minuten
Soms vraagt een school zich serieus af of het team passend onderwijs kan bieden aan een leerling. In dat geval moet eerst worden vastgesteld welke ondersteuning de leerling nodig heeft. Daarna dient de school te onderzoeken of zij de extra ondersteuning zelf kan bieden, in de vorm van doeltreffende aanpassingen al dan niet met extra financiering of arrangementen. In recente uitspraken van de Geschillencommisse Passend Onderwijs is dat onderzoek naar de mogelijkheden van de school erg belangrijk.
Daarbij geldt als hoofdregel dat de school verplicht is doeltreffende aanpassingen te verrichten, tenzij deze een onevenredige belasting vormen. De afgelopen maand heeft de Geschillencommissie Passend Onderwijs (hierna: de Commissie) een aantal uitspraken gedaan met betrekking tot deze onderzoeksverplichting. De uitspraken maken helder welke verplichtingen een school heeft als het gaat om het bepalen van de mogelijkheden om extra ondersteuning te bieden.
In de eerste uitspraak wees een reguliere VO-school een leerling met ADHD af, waarbij werd verwezen naar het schooladvies van de basisschool. De basisschool adviseerde voortgezet speciaal onderwijs: VMBO-kader
binnen cluster.
De moeder van de leerling meldde hem echter aan bij een reguliere school voor voortgezet onderwijs. De school wees de leerling af, zij stelde niet te kunnen voorzien in de extra ondersteuningsbehoefte van de leerling. De school had dit onderzocht door de leerling, zonder extra ondersteuning, te laten deelnemen aan een proefweek.
In het strafrecht geldt de regel ‘één getuige is geen getuige’. In deze uitspraak lijkt de Commissie tot een zelfde soort conclusie te komen. De Commissie oordeelde namelijk dat de weigering om een leerling toe te laten tot de reguliere school niet gebaseerd mag zijn op alleen het schooladvies. Daarnaast moet onderzoek worden gedaan of de school kan voorzien in de extra ondersteuningsbehoefte van de leerling. De school had, volgens de Commissie, onvoldoende onderzocht of de leerling, met extra ondersteuning vanuit de school en het samenwerkingsverband, toegelaten kan worden.
De Commissie achtte het daarbij van belang dat de school vaker een leerling met ADHD had opgevangen en de moeder van de leerling meermalen had laten weten dat de leerling regulier onderwijs aankon.
Het ‘proefweek-onderzoek’ van de school achtte de Commissie geen adequate methode. Het was de school immers al bij de aanmelding bekend dat de leerling een extra ondersteuningsbehoefte had. Om die reden was het niet zinvol hem deel te laten nemen aan een proefweek, waarbij geen enkele vorm van extra ondersteuning werd gegeven en waarbij docenten niet op de hoogte waren gesteld van zijn achtergrond. De leerling werd hierdoor zelfs met ruzie naar huis gestuurd.
Uitspraak 2: Onderzoek naast de aanmeldbrief
In een tweede uitspraak meldden de ouders in verband met een verhuizing hun twee kinderen aan op een basisschool. In de aanmeldbrief gaven de ouders aan dat beide kinderen ondersteuning nodig hadden wegens dyslexie, dyspraxie en ADD. De basisschool had op dat moment geen plaats en plaatste de kinderen op een wachtlijst. Nadat de leerlingen op de wachtlijst aan de beurt waren, meldde de school dat zij niet geplaatst konden worden op de school.
De Commissie oordeelde dat de school uit de informatie die bij de aanmelding was verstrekt, mocht afleiden dat beide leerlingen ondersteuning nodig hadden. Dit was echter onvoldoende reden om de leerlingen af te wijzen. Welke ondersteuning gegeven moest worden, moest nog verder worden beoordeeld. Bovendien moest worden gekeken of de ondersteuning uit de basisondersteuning of extra ondersteuning zou moeten worden gegeven.
De school concludeerde dat beide leerlingen milde en/of intensieve ondersteuning nodig hadden. Onduidelijk voor de Commissie was op grond waarvan de school tot deze conclusie was gekomen. Het was namelijk niet gebleken dat door de school met de ouders was gesproken over de ondersteuningsbehoefte van de kinderen. De school had volgens de Commissie meer eigen onderzoek moeten doen. De school wees tijdens de procedure verder nog op het feit dat maar een beperkt aantal leerlingen met intensieve ondersteuning tot de school werd toegelaten en dat zij geen capaciteit had om nog twee leerlingen die ondersteuning nodig hadden toe te laten. Deze getalsmatige benadering doet, volgens de Commissie, onvoldoende recht aan de ondersteuningsbehoefte van leerlingen. De individuele ondersteuningsbehoefte diende uitgangspunt te zijn. Dit kan dan ook geen argument zijn in de procedure.
Onderzoek naast het aanbod van een andere school In de derde uitspraak heeft een reguliere basisschool het advies vmbo basisberoepsgerichte leerweg met leerwegondersteuning aan een leerling gegeven. De vmbo school waar de leerling was aangemeld, weigerde de leerling vervolgens toe te laten omdat zij meende de intensieve begeleiding die de leerling nodig had in de reguliere lessen niet te kunnen bieden.
Volgens de Commissie mocht de school uit de informatie die bij de aanmelding was verstrekt, afleiden dat de leerling ondersteuning nodig had. Net als in uitspraak 2 kon de school de soort ondersteuning en de mate waarin de leerling deze ondersteuning nodig had echter op dat moment nog niet bepalen. De school had de precieze ondersteuningsbehoefte van de leerling moeten vaststellen. Hetgeen de school stelde kwam bovendien niet overeen met onder andere het onderwijskundig rapport. Volgens de Commissie had het dan ook voor de hand gelegen dat de school een eigen onderzoek had ingesteld.
Tijdens de behandeling van de aanvraag van de leerling lag er een aanbod van een andere school om de leerling toe te laten. De Commissie oordeelde dat niet kon worden beoordeeld of dit aanbod passend was. Hiervoor was er onvoldoende onderzoek gedaan naar de vraag of de school van aanmelding in de extra ondersteuningsbehoefte kon voorzien. Daarom ontsloeg het aanbod van de andere school de school van aanmelding niet van haar zorgplicht.
Volgens de Commissie hadden de scholen in alle genoemde uitspraken na de afwijzing onvoldoende overlegd met de ouders. De toelating van een leerling die extra ondersteuning behoeft mag, aldus de Commissie, pas worden geweigerd nadat de school ervoor heeft gezorgd dat een andere school bereid is de leerling toe te laten. Dit dient te gebeuren in en na overleg met de ouders en met inachtneming van de ondersteuningsbehoefte van de leerling en de schoolondersteuningsprofielen van de betrokken scholen. In het overleg met de ouders dient de school te bespreken welke scholen in aanmerking komen, mede in het licht van de wensen van de ouders metbetrekking tot bijvoorbeeld de afstand tussen huis en school.
Uit bovenstaande uitspraken blijkt het belang van een zorgvuldig eigen onderzoek waarbij meerdere documenten en gesprekken de basis vormen voor de gemotiveerde inschrijving of afwijzing van een leerling. De Commissie ziet streng toe op deze verplichting. Een school doet er goed aan om naast het advies van een basisschool en de aanmeldbrief van de ouders te kijken welke (specifieke) ondersteuning een leerling nodig heeft. Ook de methode van onderzoek moet goed doordacht worden, gebruik makend van de informatie die de school al heeft. Belangrijk is daarbij dat een eventueel aanbod van een andere school de aanmeldschool niet van haar verplichting ontslaat.
Bovendien zien we in de uitspraken terug komen dat de school ook na afwijzing nog niet aan haar zorgplicht heeft voldaan. De school heeft pas aan haar zorgplicht voldaan als er een andere school bereid is gevonden de leerlingen toe te laten. Het is ook haar taak om met de ouder(s) in overleg te gaan en andere scholen die in aanmerking komen te bespreken.
1 Uitspraak 106975 d.d. 28 september 2015.
2 Uitspraak 106841 d.d. 22 september 2015.
3 Uitspraak 106975 d.d. 28 september 2015.
Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact met ons op en laat u persoonlijk informeren over onze diensten.