Bestuurdersaansprakelijkheid in de bouw: bestuurder van aannemer in privé aansprakelijk wegens aandringen op betaling onder valse voorwendselen

Ons rechtssysteem heeft als uitgangspunt dat een bestuurder van een rechtspersoon niet in privé aansprakelijk is voor de schulden van die rechtspersoon. Dit heet ook wel “het schild van rechtspersoonlijkheid”. Er zijn echter omstandigheden denkbaar waarin dit schild doorbroken wordt. Dat heeft tot gevolg dat een bestuurder (naast de rechtspersoon) wél in privé aansprakelijk is voor de niet-nakoming door de rechtspersoon en de daaruit voortvloeiende schade. Reinier Pijls schreef eerder een artikel over de drie belangrijkste gronden voor bestuurdersaansprakelijkheid. In dit artikel bespreek ik de externe aansprakelijkheid van een bestuurder in privé jegens een schuldeiser van de rechtspersoon. De wettelijk grondslag voor deze vorm van aansprakelijkheid is onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW).

Datum:  26 juli 2022

Gewijzigd  14 november 2023

Leestijd:  +/- 2 minuten

Ons rechtssysteem heeft als uitgangspunt dat een bestuurder van een rechtspersoon niet in privé aansprakelijk is voor de schulden van die rechtspersoon. Dit heet ook wel “het schild van rechtspersoonlijkheid”.

Er zijn echter omstandigheden denkbaar waarin dit schild doorbroken wordt. Dat heeft tot gevolg dat een bestuurder (naast de rechtspersoon) wél in privé aansprakelijk is voor de niet-nakoming door de rechtspersoon en de daaruit voortvloeiende schade.

Reinier Pijls schreef eerder een artikel over de drie belangrijkste gronden voor bestuurdersaansprakelijkheid. In dit artikel bespreek ik de externe aansprakelijkheid van een bestuurder in privé jegens een schuldeiser van de rechtspersoon. De wettelijk grondslag voor deze vorm van aansprakelijkheid is onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW).

Ook in de bouw kan zich de situatie voordoen waarin een bestuurder naast de rechtspersoon aansprakelijk is voor de schade die een schuldeiser van de rechtspersoon geleden heeft. Met name wanneer de rechtspersoon failliet gaat (en de schuldeiser zijn schade niet op de rechtspersoon kan verhalen), loont het als schuldeiser te onderzoeken of er grond is voor bestuurdersaansprakelijkheid. De schuldeiser heeft dan immers een extra mogelijkheid om zijn schade te verhalen.

Vaste rechtspraak van de Hoge Raad

Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat wanneer een schuldeiser van de vennootschap is benadeeld door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van zijn vordering, er naast de aansprakelijkheid van de vennootschap alleen grond is voor aansprakelijkheid van de bestuurder, indien de bestuurder persoonlijk een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt.

Daar is in ieder geval sprake van wanneer:

🛡️ de bestuurder namens de vennootschap verbintenissen is aangegaan terwijl hij wist, of redelijkerwijze behoorde te begrijpen, dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden; of
🛡️🛡️ de bestuurder heeft bewerkstelligd dan wel toegelaten dat de vennootschap haar contractuele verplichtingen niet nakomt. Over deze tweede categorie, ook wel de “nakomingsfrustratie-norm” genoemd, schreef Erik Jansen eerder een artikel.
🛡️🛡️🛡️Daarnaast kunnen er zich ook andere omstandigheden voordoen op grond waarvan een ernstig persoonlijk verwijt kan worden aangenomen jegens de bestuurder.

Hoge drempel

Er geldt een hoge drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid. De achterliggende gedachte hiervan is dat alleen de vennootschap in een directe rechtsverhouding staat tot de schuldeiser en de bestuurder slechts een vertegenwoordiger van de vennootschap is.

Daarnaast wordt met een hoge drempel voor aansprakelijkheid voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen: de bestuurder moet juist bewegingsvrijheid hebben om weloverwogen risico’s te kunnen nemen ten behoeve van de onderneming.

Uitspraak rechtbank Rotterdam

Dat de bewegingsvrijheid van een bestuurder om risico’s te kunnen nemen niet geheel onbegrensd is, bleek wederom uit een recente uitspraak van rechtbank Rotterdam. De rechtbank oordeelde namelijk dat de bestuurder van een aannemer in privé aansprakelijk was voor de schade die de opdrachtgevers van de aannemer geleden hadden.

Wat was er aan de hand?

Twee particuliere opdrachtgevers hadden een aannemingsovereenkomst gesloten met een aannemer (in dit geval een B.V.) voor de bouw van een cascowoning. In de aannemingsovereenkomst waren partijen een aantal deelbetalingen overeengekomen voor de werkzaamheden en de aanschaf van materialen.

Zo waren de opdrachtgevers onder andere een deeltermijn verschuldigd zodra de aannemer zou overgaan tot het bestellen van steenstrips bij haar leverancier. Hetzelfde gold bij het plaatsen van een bestelling met betrekking tot materialen voor het zink-look dak. Wat betreft de kozijnen waren de opdrachtgevers op grond van de aannemingsovereenkomst twee termijnen verschuldigd, namelijk op het moment van bestellen bij de leverancier en na montage van de kozijnen.

De aannemer had vervolgens voor zowel de steenstrips, het zink-look dak als de kozijnen verschillende facturen in rekening gebracht, onder de expliciete toezegging dat de materialen besteld waren bij de leverancier. Enkele maanden later ging de aannemer failliet en bleek dat de gefactureerde termijnen nooit aan de leverancier waren doorbetaald. De opdrachtgevers besloten daarop een civiele procedure te starten tegen de bestuurder van de aannemer om de door hen geleden schade te kunnen verhalen.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank oordeelde dat de bestuurder met het verzenden van de facturen ten onrechte de schijn had gewekt dat de bestellingen al geplaatst waren om de opdrachtgevers daarmee tot betaling te bewegen. Bovendien had de bestuurder expliciet toegezegd dat hij de ontvangen betalingen zou gebruiken voor werkzaamheden en inkoop van materialen, wat hij vervolgens niet gedaan heeft. Hiermee heeft de bestuurder in strijd gehandeld met wat volgens artikel 6:162 BW in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is. De bestuurder werd in privé veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 32.676,23 aan schadevergoeding en € 1.101,76 aan buitengerechtelijke incassokosten.

Conclusie

Uit de overwegingen van de rechtbank blijkt niet geheel duidelijk of het onrechtmatige handelen van de bestuurder in dit specifieke geval moet worden geschaard onder de tweede categorie die de Hoge Raad heeft geformuleerd (bewerkstelligen dan wel toelaten dat de vennootschap haar contractuele verplichtingen niet nakomt) of dat deze vorm van schuldeisersbenadeling onder de categorie “overig” valt.

Wat wel duidelijk uit deze uitspraak blijkt, is dat wanneer een bestuurder de wederpartij van de vennootschap onder valse voorwendselen beweegt tot betaling, hij in strijd handelt met hetgeen in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is. Daarmee kan de bestuurder een voldoende ernstig persoonlijk verwijt worden gemaakt. De bestuurder is dan in privé aansprakelijk voor de schade die de schuldeiser geleden heeft. De bestuurder had in dit geval de deeltermijnen pas mogen factureren indien hij daadwerkelijk de bestellingen geplaatst had bij de leverancier. Ook had hij niet de toezegging mogen doen dat hij de ontvangen betalingen zou aanwenden voor werkzaamheden en inkoop van materialen.

Voor schuldeisers is het kortom hoe dan ook nuttig om te onderzoeken of er wellicht mogelijkheden zijn om naast de rechtspersoon óók de bestuurder of andere derden aansprakelijk te stellen. De advocaten in ons team zijn gespecialiseerd in bestuurdersaansprakelijkheidskwesties en high end incasso. Neem bij vragen hierover gerust contact op met Erik Jansen, Reinier Pijls of Heleen Wessel-Krijger.


Blijf scherp

Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact met ons op en laat u persoonlijk informeren over onze diensten.