Datum: 28 juni 2022
Gewijzigd 14 november 2023
Geschreven door: Juuk Hulshof
Leestijd: +/- 2 minuten
In maart 2018 publiceerde Deloitte een onderzoek naar het benutten van dakoppervlak voor zonnepanelen. De conclusie was dat bij een gebruik van al het geschikte dakoppervlak, de opgewekte zonne-energie kan voorzien in 50% van de Nederlandse elektriciteitsvraag. In datzelfde jaar riep Tweede Kamerlid Dik-Faber in een motie op tot een nationale Zonneladder: om landbouw en natuur zo veel mogelijk te ontzien moeten primair onbenutte daken worden gebruikt om zonne-energie op te wekken. De zonneladder maakt nu standaard deel uit van menig Regionale Energiestrategie (RES).
De goede bedoelingen ten spijt, blijkt regelgeving weer eens in de weg te staan aan optimale benutting van daken. Zo is een netaansluiting lang niet altijd mogelijk door veelal contractuele – en dus geen fysieke oftewel feitelijke – congestie. Ook wordt de wettelijke aansluittermijn van 18 weken meer niet dan wel gehaald. En tot slot is het vol leggen van de juist daarvoor meest geschikte daken, bijvoorbeeld van logistiek vastgoed, een investering die niet uit kan. De in rekening gebrachte kosten van de daarvoor benodigde verzwaarde netaansluiting zijn simpelweg veel te hoog, in ieder geval zolang een verzwaarde aansluiting ten behoeve van zonnepanelen niet wordt gesubsidieerd dan wel anderszins goedkoper wordt.
Omdat het voor de gebruiker veelal niet uitmaakt of sprake is van één zwaardere of meerdere reguliere aansluitingen, loont het om bij ontwikkelingen met grote dakoppervlakken in een vroeg stadium te bezien op welke wijze optimaal van het dak gebruik kan worden gemaakt. Bijvoorbeeld door daar meerdere woz-objecten van te maken, met elk een eigen, aanzienlijk goedkopere netaansluiting. Hierna geven wij daarvoor een handreiking.
De Elektriciteitswet 1998 (E-wet) bepaalt dat een netbeheerder verplicht is om op verzoek ten minste één netaansluiting per ‘onroerende zaak’ te realiseren (art. 23 lid 1). Het moet dan gaan om een ‘onroerende zaak’ in de zin van de Wet woz. Aanvankelijk was de gemeentelijke woz-beschikking dan ook bepalend voor de vraag wat als onroerende zaak moest worden aangemerkt. Een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven uit 2020 heeft dat uitgangspunt genuanceerd. Een woz-beschikking levert nu slechts een weerlegbaar bewijsvermoeden op van de stelling dat sprake is van een onroerende zaak. De netbeheerder heeft nu dus de mogelijkheid die stelling onderbouwd te weerspreken.
Uit artikel 16 van de Wet woz en rechtspraak volgt dat woz-objectafbakening plaatsvindt aan de hand van de volgende stappen.
In de eerste plaats moet sprake zijn van een onroerende (en dus geen roerende) zaak (artikel 3:3 en 3:4 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW). Vervolgens is van belang of de onroerende zaak juridisch is gesplitst, bijvoorbeeld in kadastrale percelen of door opstalrechten. Uitgangspunt daarbij is dat het zakenrechtelijk ‘opsplitsen’ van een onroerende zaak, leidt tot evenzovele woz-objecten.
Indien een juridische splitsing ontbreekt, kan ook een feitelijke beoordeling ertoe leiden dat sprake is van verschillende woz-objecten. De onroerende zaak moet dan (feitelijk, bouwkundig) zijn opgesplitst in gedeelten die blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt. Dat kan bijvoorbeeld aan de orde zijn bij bedrijfsverzamelgebouwen. In dat geval volgt uit rechtspraak de eis dat sprake moet zijn van een zelfstandige en onafhankelijke eenheid, die doorgaans afsluitbaar moet zijn. Uitgaande van het bedrijfsverzamelgebouw moet de bewuste bedrijfsruimte niet meer dan bijkomstig afhankelijk zijn van buiten de ruimte aanwezige voorzieningen, zodat over een eigen toiletgroep en pantry moet worden beschikt.
De laatste en beslissende te beantwoorden vraag, is of de onroerende zaken dan wel zelfstandige gedeelten een ‘samenstel’ vormen. Daarvan is sprake indien deze:
a. dezelfde eigenaar of beperkt zakelijk gerechtigde hebben;
b. dezelfde gebruiker hebben; en
c. naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.
Ad a)
Bij verschillende eigenaren kan dus geen sprake zijn van een samenstel, omdat een woz-object zich niet kan uitstrekken voorbij de grenzen van iemands vermogen.
Ad b)
Ook indien sprake is van één eigenaar kan nog sprake zijn van verschillende gebruikers, bijvoorbeeld huurders. In dat geval is geen sprake van een samenstel.
Ad c)
De vraag of de gedeelten naar omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen, kan nogal subjectief worden gïnterpreteerd. De Hoge Raad acht daarvoor van belang of sprake is van een (geografisch) samenhangend geheel met één organisatorisch doel, waarbij ook samenhang die niet voor derden waarneembaar is relevant kan zijn.
Toegepast op een te ontwikkelen gebouw vol met zonnepanelen, is het voor de woz-objectafbakening verstandig om:
Netbeheerders zijn wellicht niet blij met het op deze wijze omzeilen van de verzwaarde aansluiting. Marktpartijen zijn echter niet blij met de hoge kosten voor een verzwaarde aansluiting. Juist in deze tijden, waarin niet alleen het klimaat maar ook de (on)afhankelijkheid van Russisch gas urgent is, zou de overheid haar verantwoordelijkheid moeten nemen en een verzwaarde aansluiting in verband met zonnepanelen economisch voordeliger moeten maken.
Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact met ons op en laat u persoonlijk informeren over onze diensten.