Datum: 21 november 2016
Gewijzigd 14 november 2023
Leestijd: +/- 2 minuten
Het zal niemand ontgaan zijn dat Nederland in het jaar 2015 te maken heeft gekregen met een enorme toestroom van asielzoekers, mede door de voortdurende oorlog in Syrië. Door deze toestroom is ook de behoefte aan geschikte opvangvoorzieningen sterk toegenomen. Op 9 september van dit jaar is een regeling in werking getreden waarmee beoogd is om overheden betere mogelijkheden te geven om snel en adequaat op deze toenemende behoefte aan opvanglocaties in te spelen. Het is hoog tijd om deze regeling onder de aandacht te brengen.
Even terug naar het ‘probleem’. In de wet is geregeld dat asielzoekers verplicht moeten worden opgevangen tot het moment dat een asielzoeker een verblijfsvergunning krijgt of, als er geen verblijfsvergunning wordt verleend, gedurende de tijd die hij heeft gekregen om het land te verlaten. Het is een van de taken van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) om ervoor te zorgen dat er altijd voldoende opvanglocaties zijn. Waar in maart 2014 nog circa 15.000 asielzoekers in de opvang van het COA verbleven, was dit aantal eind 2014 al gestegen naar circa 25.000. In december 2015 staat de teller inmiddels op circa 50.000, zo blijkt uit cijfers van het COA.
Voor het COA betekent de sterke toename dat met grote inspanning wordt gezocht naar voldoende opvangcapaciteit. Het COA is daarbij vaak afhankelijk van de medewerking van gemeenten. Veelal is het gebruik van gronden en bouwwerken als opvanglocatie voor asielzoekers planologisch namelijk niet toegestaan. Ondanks dat deze medewerking in de meeste gevallen wordt verkregen, zorgt de exponentiële en snelle groei van het aantal asielzoekers er voor dat het COA (nog) snel(ler) moet kunnen beschikken over voldoende opvangcapaciteit.
De wetgever heeft geoordeeld dat maatregelen nodig waren. De wet kan namelijk (nog) meer ondersteuning bieden in het snel realiseren van opvangmogelijkheden. Dat heeft geleid tot aangepaste regelgeving, waarmee een tweetal wijzigingen is doorgevoerd.
Een eerste wijziging is dat het toepassingsbereik van artikel 4, lid 9 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht is verruimd. Dit artikel maakt het mogelijk om binnen korte tijd een ander gebruik van bouwwerken te vergunnen.
Met toepassing van deze bepaling kan binnen 8 weken een omgevingsvergunning worden verleend voor “het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen”.
Door de onderstreepte toevoeging is het vanaf 9 september mogelijk dat ook buiten de bebouwde kom gelegen recreatieparken of kantoorpanden geschikt worden gemaakt voor de opvang van asielzoekers. Daarmee kan een groot gedeelte van de daar leegstaande bebouwing ineens bruikbaar raken. Deze mogelijkheid bestond overigens al voor bouwwerken binnen de bebouwde kom. Vanzelfsprekend dient bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor een nieuwe opvanglocatie ook aan overige regelgeving te worden voldaan. In het bijzonder kan daarbij gedacht worden aan bijvoorbeeld brandveiligheidseisen. Dat betekent dat niet ieder leegstaand bedrijfsgebouw zonder meer kan worden ingezet als opvanglocatie.
Een tweede wijziging ziet erop dat de taak om de opvang van de stroom asielzoekers het hoofd te bieden zich niet alleen op gemeentelijk niveau hoeft af te spelen, maar dat er ook provinciale of nationale belangen aan de orde kunnen zijn. Daar heeft de wetgever op in willen spelen door in de wet op te nemen dat de bevoegdheid tot het verlenen van een dergelijke omgevingsvergunning kan verschuiven van burgemeester en wethouders naar de provincie (gedeputeerde staten) of de minister. Bij een dergelijke bevoegdheidsverschuiving zal wel gemotiveerd moeten worden waarom in die situatie sprake is van een provinciaal respectievelijk nationaal belang. Het uitgangspunt blijft wel dat het college van burgemeester en wethouders het orgaan is dat bevoegd is om een dergelijke omgevingsvergunning te verlenen.
Tot slot: gelet op de mogelijke maatschappelijke weerstand tegen nieuwe opvanglocaties spreekt het voor zich dat het gewenst is dat transparant over de mogelijke komst van een opvanglocatie wordt gecommuniceerd en als de omgevingsvergunning wordt verleend, dat deze adequaat wordt gemotiveerd. In het bijzonder dient daarbij aandacht te worden besteed aan de effecten van een opvanglocatie voor het woon- en leefklimaat van omwonenden.
Of met deze verruimde regelgeving voor de totale vraag naar geschikte opvanglocaties een passende oplossing is gegeven blijft afwachten, maar het is zonder meer duidelijk dat het probleem onder ogen is gezien.
Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact met ons op en laat u persoonlijk informeren over onze diensten.