Ladder-toets, wanneer is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling?

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geeft steeds meer duidelijkheid wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Datum:  13 april 2017

Geschreven door:  Rudi Minkhorst

Leestijd:  +/- 2 minuten

Met grote regelmaat wordt in procedures aangevoerd dat 'de ladder-toets' niet goed is uitgevoerd. Gedoeld wordt dan op de ladder voor duurzame verstedelijking in artikel 3.1.6 Bro, die een leidraad vormt voor gemeenten voor het reguleren van functies. Ook in de meeste provinciale ruimtelijke verordeningen zijn daartoe strekkende bepalingen opgenomen.

In discussies omtrent de ladder en/of dergelijke provinciale regelingen is de eerste vraag die beantwoord moet worden of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In twee uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”) van 12 april jl. stond centraal wanneer sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Uitspraak Bleiswijk (ECLI:NL:RVS:2017:1017)

In deze uitspraak gaat de Afdeling eerst in op de vraag wanneer sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van de ladder (3.1.6 Bro). De Afdeling verwijst daarbij naar haar uitspraak van 31 augustus 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2364). In deze uitspraak heeft zij geoordeeld dat voor de vraag of voorzien wordt in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 tweede lid Bro beoordeeld moet worden - in onderlinge samenhang - in hoeverre in vergelijking met het voorgaande plan in het nieuwe bestemmingsplan voorzien wordt in een functiewijziging en welk planologisch beslag op de ruimte in het nieuwe bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan.

In de kwestie in Bleiswijk waren in het oude bestemmingsplan twee stukken grond bestemd voor detailhandel waarop ook bebouwing was toegestaan. Als gevolg van de wijze van bestemmen was het niet mogelijk om de bestaande supermarkt uit te breiden met een groot parkeerterrein op het maaiveld, maar wel twee kleinere winkels met een eigen parkeerterrein. In het nieuwe bestemmingsplan is slechts 1 strook grond bestemd voor detailhandel, maar werd het toegestaan om op een groot gedeelte van het terrein te parkeren ten behoeve van detailhandel. Feitelijk werd hiermee de mogelijkheid geboden om een bestaande supermarkt uit te breiden op een wijze die voorheen niet mogelijk was.

De Afdeling oordeelt dat onder deze omstandigheden het nieuwe bestemmingsplan ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan niet in nieuwe bebouwingsmogelijkheden ten behoeve van detailhandel voorziet. Daarmee maakt de Afdeling duidelijk dat clustering van bebouwing op een terrein op een wijze die voorheen niet was toegestaan, maar per saldo niet tot een groter ruimtebeslag leidt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling is in de zin van de ladder (artikel 3.1.6 tweede lid Bro).

Vervolgens geeft de Afdeling een oordeel over de verhouding tussen de Verordening ruimte van de provincie Zuid-Holland en de ladder. Aangezien in die verordening geen eigen definitie van het begrip nieuwe stedelijke ontwikkeling is opgenomen (ondanks dat wel een definitie van “bestaand gebruik” is opgenomen) oordeelt de Afdeling, in navolging van haar uitspraak van 24 augustus 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2316), dat het begrip nieuwe stedelijke ontwikkeling op dezelfde wijze moet worden uitgelegd als bij de ‘laddertoets’ van artikel 3.1.6 tweede lid Bro. Aangezien in dit geval geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6 tweede lid Bro zijn de betreffende artikelen uit de provinciale verordening niet van toepassing.

Uitspraak Ekkersrijt (ECLI:NL:RVS:2017:1028)

In deze uitspraak oordeelde de Afdeling dat sprake was van een substantiële gebruikswijziging, omdat in het oude bestemmingsplan de betreffende percelen een bedrijfsbestemming hadden en die functie werd gewijzigd naar perifere detailhandel. Louter deze functiewijziging maakt dat naar het oordeel van de Afdeling sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, zelfs als geen sprake zou zijn van een toename van het ruimtebeslag.

Dat het vorige plan een wijzigingsbevoegdheid bevatte voor perifere detailhandel doet volgens de Afdeling niet ter zake. Een wijzigingsbevoegdheid geeft immers slechts de mogelijkheid om een bestaande bestemming te wijzigen. In het oude bestemmingsplan zelf was in die functiewijziging dus nog niet voorzien.

Conclusie

Aldus kunnen 2 heldere conclusies getrokken worden:

  1. Clustering van bestaande mogelijkheden op een groter terrein is geen nieuwe stedelijke ontwikkeling, ook niet als daardoor feitelijk een grotere winkel gerealiseerd kan worden.
  2. Een enkele substantiële functiewijziging leidt wel tot een nieuwe stedelijke ontwikkeling, ook als geen sprake is van een nieuw ruimte beslag.

Quickscan bestemmingsplan

Wilt u zelf duidelijkheid of uw bouwplan past binnen het bestemmingsplan? Voor een vaste prijs onderzoeken onze specialisten de mogelijkheden. Klik hier voor meer informatie over onze Quickscan bestemmingsplan.


Blijf scherp

Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact met ons op en laat u persoonlijk informeren over onze diensten.