Datum: 03 november 2021
Gewijzigd 14 november 2023
Leestijd: +/- 2 minuten
Alweer enige tijd geleden schreef ik een artikel over de vraag wanneer het redelijk is om bij een verzoek om planschade een normaal maatschappelijk risico van 5% van de geleden schade voor rekening van een aanvrager te laten blijven. In de wet is daar immers een grens van 2% voor opgenomen.
Op 3 november 2021 heeft de Afdeling een interessante uitspraak gedaan, waarin specifiek wordt ingegaan op het (tot nu toe) ‘grijze gebied’ tussen deze twee percentages.
In de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat binnen het normaal maatschappelijk risico vallende schade voor rekening van een aanvrager blijft. Specifiek is bepaald dat bij indirecte planschade 2% van de geleden schade, zoals een waardevermindering of inkomensderving als gevolg van een nadelige nabije ontwikkeling, voor rekening van een aanvrager blijft.
Uit inmiddels vaste rechtspraak, zie daarvoor uitgebreider mijn eerdere artikel, volgt dat als er sprake is van (I) een normale maatschappelijke ontwikkeling, die (II) in de lijn der verwachtingen lag, in beginsel een waardevermindering van 5% van de waardevermindering van een onroerende zaak tot het normaal maatschappelijk risico van een aanvrager behoort.
Uitgangspunt blijft niettemin het wettelijk minimumforfait van 2%. Naarmate een bestuursorgaan een hoger percentage als normaal maatschappelijk risico als drempel hanteert dan wel op een tegemoetkoming in mindering brengt, geldt dat er zwaardere eisen aan de motivering worden gesteld.
In de praktijk wordt er met de nodige regelmaat (juridische) discussie gevoerd over de vraag of een verhoging van het normaal maatschappelijk risico wel redelijk is. Vaak gaan deze discussies over situaties wanneer niet volstrekt helder is of een ontwikkeling wel een ‘normale maatschappelijke ontwikkeling’ is of als gemeentelijk beleid niet altijd even rechtlijnig is geweest, waarmee de vraag is of een ontwikkeling wel in de ‘lijn der verwachtingen’ lag.
In de uitspraak van 3 november 2021 biedt de Afdeling, gelet op de in de rechtspraktijk levende behoefte, een aantal handvatten om te bepalen in welke gevallen tot een verhoging van het normaal maatschappelijk risico kan worden besloten.
De Afdeling geeft de volgende handvatten aan de rechtspraktijk mee om tot een juiste hoogte van het normaal maatschappelijk risico te kunnen besluiten:
De Afdeling heeft met deze uitspraak de planschadepraktijk een aantal heldere richtlijnen meegegeven. Een reële verwachting lijkt dat met deze richtlijnen vaker tot een verhoging van het wettelijke minimum van 2% als normaal maatschappelijk risico zal worden gekomen. Voor ontwikkelaars is dat uiteraard positief.
Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact met ons op en laat u persoonlijk informeren over onze diensten.