Voor een producent is niets vervelender dan wanneer gesteld wordt dat de door hem geproduceerde goederen schade zouden hebben veroorzaakt. De vraag of u als producent aansprakelijk bent voor de door de consument geleden schade, moet beantwoord worden aan de hand van de productaansprakelijkheidsrichtlijn uit 1985. Ondanks dat deze richtlijn nog effectief en relevant is, laten de definities uit de bijna 40 jaar oude richtlijn zich niet zo eenvoudig toepassen in het huidige digitale tijdperk. Hoe zit het bijvoorbeeld als u software heeft geleverd en deze vervolgens schade veroorzaakt bij de consument? Of wat als de consument schade lijdt ten gevolge van de door u gebruikte artificial intelligence (AI)? Het richtlijnvoorstel beoogt in voornoemde gevallen een uitkomst te bieden, door de huidige richtlijn digitale tijdperk-proof te maken. In deze blog zullen de belangrijkste veranderingen onder de nieuwe richtlijn worden besproken.
Datum: 27 september 2023
Gewijzigd 29 december 2023
Geschreven door: Daniek Regterschot
Ten tijde van de inwerkintreding van de huidige productaansprakelijkheidsrichtlijn waren enkel stoffelijke producten het onderwerp van geschil. Dat is met de komst van apps, slimme apparaten en andere softwaretoepassingen veranderd. De nieuwe richtlijn erkent deze verschuiving, waardoor het toepassingsbereik van de nieuwe richtlijn een stuk groter wordt. Van belang is dat ontwikkelaars van software, met inbegrip van de aanbieders van AI-systemen, volgens de richtlijn ook als fabrikant zijn aan te merken en daarmee onder de werkingssfeer van de richtlijn vallen.
Tot op heden was voornamelijk het moment van levering een pijlmoment om te bepalen of sprake was van een gebrekkig product, omdat de fabrikant tot dat moment de zeggenschap had over het desbetreffende product. Wanneer het product echter bijvoorbeeld software betreft, kan de fabrikant ook na het moment van levering – door middel van updates – zeggenschap blijven uitoefenen over het inmiddels al verkochte product. In het richtlijnvoorstel wordt daarom naast het tijdstip dat het product in de handel wordt gebracht ook het tijdstip waarop de fabrikant niet langer de zeggenschap heeft over het product van belang geacht bij de beoordeling of sprake is van een gebrekkig product.
Een van de meest besproken aspecten van het richtlijnvoorstel is de introductie van nieuwe bewijsvermoedens. Deze vermoedens zijn bedoeld om de bewijslast voor consumenten te verlagen. Wees u daarom als producent bewust van deze hulpmiddelen voor de consument. In beginsel geldt namelijk dat er een causaal verband moet zijn tussen de schade en het product. Onder de nieuwe richtlijn wordt dit verband verondersteld aanwezig te zijn, indien de schade is veroorzaakt door een “kennelijk gebrekkig functioneren van het product bij normaal gebruik” of indien de consument aantoont dat het product niet voldoet aan dwingendrechtelijke veiligheidsvoorschriften die er juist voor zijn bedoeld om de ontstane schade te voorkomen.
Ondanks deze tegemoetkomingen kan het voor een consument zelfs dan nog lastig zijn om het gevraagde bewijs te leveren. Daarom voorziet het voorstel in een openbaarmakingsverplichting voor producenten om onder bepaalde omstandigheden op verzoek van de consument informatie te verstrekken. Het gaat dan bijvoorbeeld om informatie aangaande het productieproces van het desbetreffende product. Ook indien de fabrikant na aanwijzing van de rechter hiertoe niet aan deze verplichting voldoet, wordt het product geacht gebrekkig te zijn.
Tot slot regelt de richtlijn dat er altijd een bedrijf in de EU moet zijn dat aansprakelijk kan worden gesteld. Indien de fabrikant buiten de EU is gevestigd kan de consument de importeur van het product of de gemachtigde van de fabrikant aansprakelijk stellen voor de schade die hij of zij lijdt.
Als er geen EU-importeur of gemachtigde kan worden aangewezen, kan ook een claim worden ingediend tegen ‘fulfilment dienstverleners’. Oftewel (rechts)personen die tenminste twee van de volgende diensten aanbieden: de opslag, de verpakking, adressering en verzending van het product. Ook kunnen distributeurs aansprakelijk worden gesteld, maar alleen indien er niet onmiddellijk een in de EU gevestigde relevante andere marktdeelnemer valt aan te wijzen. Tot slot kunnen online platforms – zoals marktplaats.nl, eBay of Amazon – ook aansprakelijk worden gesteld indien zij het betreffende product vervaardigen, invoeren of distribueren. Concluderend kan de consument die schade lijdt door een gebrekkig product zich dus tot een heel aantal partijen wenden.
De hierboven geschetste nieuwe regels ten aanzien van productaansprakelijkheid zijn op dit moment nog een voorstel van de Europese Commissie. Het is nog niet duidelijk wanneer deze wetgeving in werking zal treden. Daarvoor is allereerst nodig dat de richtlijn door de Nederlandse wetgever wordt geïmplementeerd in het Nederlandse Burgerlijk Wetboek.
Desalniettemin kan het geen kwaad de regeling al eens onder de loep te nemen voor uw onderneming. Zo is het toepassingsbereik van de richtlijn met dit voorstel dusdanig vergroot dat uw onderneming nu wellicht wel onder de verplichtingen van de richtlijn valt. Daarnaast is gebleken dat ook indien u niet de fabrikant van het product bent, u ook als importeur of zelfs als distributeur aansprakelijk kan worden gehouden op grond van productaansprakelijkheid.
Heeft u vragen over de gevolgen van de nieuwe richtlijn voor uw onderneming? Neem dan contact op met een van onze advocaten. Wij helpen u graag verder!