Datum: 15 mei 2017
Gewijzigd 14 november 2023
Geschreven door: Antoinette Niebeek
Leestijd: +/- 2 minuten
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden sprak zich op 7 februari 2017 uit over een interessante zaak over de reistijd en arbeidstijd van ‘mobiele werknemers’, die geen vaste standplaats als werklocatie hebben.
De werknemer in kwestie, in dienst bij Connexxion, vorderde van zijn werkgever doorbetaling van zijn reistijd omdat hij stelde dat die reistijd als arbeidstijd aangemerkt moest worden. Rechtspraak van het Hof van Justitie (o.m. het Skills-arrest uit 2001 en het Tyco-arrest uit 2015) bevestigde de stelling van de werknemer dat de reistijd als arbeidstijd had te gelden.
Betekende dat dan ook automatisch dat de werknemer recht had op een vergoeding van die reistijd? ‘Ja’ zei de kantonrechter in eerste aanleg. ‘Nee’ zei het gerechtshof in hoger beroep - naar mijn mening terecht. Voor vergoeding van reistijd moet altijd een afzonderlijke contractuele grondslag bestaan.
De zaak biedt leuke gezichtspunten voor antwoord op de vragen hoe om te gaan met de reistijd van mobiele werknemers én wanneer zij aanspraak kunnen maken op vergoeding van die reistijd. Zie hieronder de uitspraak en de annotatie.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 februari 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:872 (JAR 2017/105, mt. nt. A.W. Niebeek)
Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact met ons op en laat u persoonlijk informeren over onze diensten.