Datum: 09 maart 2022
Gewijzigd 14 november 2023
Geschreven door: Sander Poelman
Leestijd: +/- 2 minuten
In november 2019 wees de Hoge Raad de Xella-beschikking. Deze beschikking maakte een einde aan de praktijk van de zogenaamde ‘slapende dienstverbanden’. De Hoge Raad oordeelde dat werkgevers verplicht zijn mee te werken aan het voorstel van de werknemer om de arbeidsovereenkomst te beëindigen wegens langdurige arbeidsongeschiktheid onder toekenning van de transitievergoeding (de ‘Xella-norm’). Die transitievergoeding kan dan voor compensatie door het UWV in aanmerking komen, op grond van de compensatieregeling. Hierover schreven wij al meerdere blogs, waaronder deze.
De Xella-beschikking heeft tot een rits aan jurisprudentie geleid en nog altijd zijn diverse vragen onbeantwoord. Kunnen bijvoorbeeld ook werknemers die vóór 1 juli 2015 het einde van de 104-wekenperiode (‘wachttijd’) bereikten een beroep doen op de Xella-norm? Is de Xella-norm alleen van toepassing als de werkgever recht heeft op compensatie? En tot wanneer werkt de Xella-norm nu precies terug? Deze vragen liggen nu voor bij de Hoge Raad en op Valentijnsdag van dit jaar zijn alvast de adviezen van A-G De Bock aan de Hoge Raad hierover gepubliceerd. Daarover informeren wij u graag in deze blog.
De eerste conclusie van A-G de Bock ziet op de vraag voor welke werknemers de Xella-norm geldt. De beschikking van de Hoge Raad riep namelijk de vraag op hoe moet worden omgegaan met de werknemers bij wie de wachttijd vóór 1 juli 2015 – het moment dat de regeling omtrent de transitievergoeding in werking trad – was verstreken, maar waarvan de arbeidsovereenkomst nog niet is beëindigd.
In dat kader onderscheidt De Bock drie categorieën werknemers:
De A-G is duidelijk: voor alle categorieën slapende dienstverbanden geldt de Xella-norm, in die zin dat de werkgever aan een verzoek van de werknemer tot beëindiging van het dienstverband moet meewerken. Dat is dus een algemene regel die niet in tijd beperkt is en geldt ongeacht of de werkgever eventueel recht heeft op compensatie door het UWV.
De vraag of ook elke van die categorieën werknemers recht heeft op de transitievergoeding moet worden beantwoord met ‘nee’ omdat we de transitievergoeding pas per 1 juli 2015 kennen en de transitievergoeding voor diepslapers dus nihil bedraagt. Voor semi-diepslapers en de verlate slapers is de werkgever wél transitievergoeding verschuldigd.
Voor u als werkgever is natuurlijk relevant of die transitievergoeding ook voor compensatie door het UWV in aanmerking komt. Dat is een vraag die A-G de Bock niet beantwoordt, maar die momenteel bij de hoogste bestuursrechter voorligt. In de lagere bestuursrechtelijke rechtspraak heerst verdeeldheid over het antwoord op die vraag. Het einde van de wachttijd eindigde in alle bovengenoemde gevallen namelijk vóór 1 juli 2015 en de wettelijke regeling schrijft strikt genomen voor dat dan geen recht op compensatie bestaat. Maar daarover is het laatste woord dus nog niet gezegd.
Op die ‘temporele werking’ haakt ook de tweede conclusie aan. Die ziet op de vraag of de Xella-norm met terugwerkende kracht geldt tot voor de Xella-beschikking. Deze beschikking is tenslotte pas in 2019 gewezen. De Xella-norm inclusief transitievergoeding geldt volgens A-G de Bock inderdaad met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2015.
Dat betekent het volgende. Stel dat een werknemer met een slapend dienstverband zijn werkgever in 2016 heeft verzocht om tot beëindiging van zijn dienstverband over te gaan, met toekenning van de transitievergoeding. Zijn werkgever heeft daaraan echter geen gehoor gegeven omdat de werknemer in 2017 toch de AOW-gerechtigde leeftijd zou bereiken, waardoor de transitievergoeding niet langer verschuldigd zou zijn. Deze werknemer kan zich nu met terugwerkende kracht alsnog op de Xella-norm beroepen en aanspraak maken op de transitievergoeding. Hiervoor geldt wel de normale verjaringstermijn van vijf jaar. Die transitievergoeding komt hoogstwaarschijnlijk niet voor compensatie door het UWV in aanmerking, omdat de arbeidsovereenkomst is beëindigd wegens het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, niet wegens langdurige arbeidsongeschiktheid (wat wel een eis is).
De A-G heeft de nodige en gewenste duidelijkheid gebracht over de ‘personele’ en ‘temporele’ werking van de Xella-norm. De Hoge Raad kan deze adviezen nu overnemen of tot andere conclusies komen. Of alle Xella-vragen daarmee beantwoord zijn durven wij te betwijfelen. Geldt bijvoorbeeld ook de plicht voor werkgevers om slapende werknemers ‘wakker te schudden’?
Het laatste woord in deze juridische saga is nog niet gezegd. Uiteraard houden wij u op de hoogte van de ontwikkelingen. Heeft u zelf nog vragen over dit onderwerp, neem dan vooral contact met ons op via onderstaand formulier en ons Team Arbeid helpt u graag verder.
Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact met ons op en laat u persoonlijk informeren over onze diensten.