Datum: 19 november 2020
Gewijzigd 14 november 2023
Geschreven door: Joost van Dongen
Leestijd: +/- 2 minuten
Een besluit wordt doorgaans genomen bij meerderheid van stemmen. Soms is een grotere meerderheid nodig, of zelfs unanimiteit. Dat vereiste is dan meestal opgenomen in de statuten. De Hoge Raad heeft zich recent uitgelaten over de geldigheid van een besluit, dat met een gewone meerderheid was aangenomen, terwijl de statuten een versterkte meerderheid voorschreven. Is zo’n besluit nietig omdat het in strijd met de statuten is genomen? Of is er sprake van een vernietigbaar besluit omdat het gebrek in de besluitvorming betrekking heeft op de totstandkoming van het besluit? Het ging in dit geval over besluitvorming van een vereniging van eigenaren (hierna: “VvE”). De uitkomst van het arrest geeft echter ook kaders voor besluitvorming binnen andere rechtspersonen.
Allereerst het verschil tussen een nietig en vernietigbaar besluit. Een vernietigbaar besluit bestaat in principe gewoon en is ook rechtsgeldig. Totdat het wordt vernietigd, kan er gewoon een beroep op worden gedaan. Een nietig besluit is al van meet af aan ongeldig.
Specifiek bij VvE’s is het onderscheid bovendien relevant voor de rechtsgang. Een nietig besluit moet worden aangetast via een dagvaardingsprocedure bij de rechtbank. Vernietiging geschiedt daarentegen door middel van een verzoekschrift, bij de kantonrechter. Bovendien geldt voor vernietiging een strenge vervaltermijn. Binnen één maand nadat de verzoeker kennis heeft genomen of kennis heeft kunnen nemen van het besluit, moet een verzoekschrift tot vernietiging al bij de kantonrechter zijn ingediend.
Een eigenaresse van een appartement heeft verbouwingswerkzaamheden verricht in haar appartement. Hierbij is haar verwarmingsketel verplaatst naar de balkonkast. De toe- en afvoer van de ketel is zonder de vereiste toestemming van de VvE door de (gemeenschappelijke) buitengevel geboord. De rookgasafvoer is eveneens door de buitengevel naar buiten geleid. De VvE besluit aanvankelijk met algemene stemmen dat de gevel door de eigenaresse in de oude staat hersteld dient te worden. De eigenaresse oppert als praktisch alternatief dat de rookgasafvoer door een naastgelegen ventilatieschacht kan worden geleid. De algemene vergadering van de VvE agendeert het besluit om toestemming te geven voor het aanbrengen van een rookgasafvoer in de ventilatieschacht. Een van de appartementseigenaren is het hier niet mee eens. Hij bezit een dakkapel pal naast het uiteinde van de schacht en is bang dat giftige gassen zijn woning binnen kunnen dringen. De algemene vergadering van de VvE heeft echter geen boodschap aan zijn bezwaren en het besluit wordt genomen, met een gewone meerderheid van stemmen. De eigenaar dient daarop een verzoekschrift in bij de kantonrechter. Hij stelt dat de VvE niet bevoegd was hierover te besluiten, en hij stelt dat het besluit ten onrechte niet is genomen met een gekwalificeerde meerderheid.
De kantonrechter verklaart de eigenaar in eerste aanleg niet-ontvankelijk. De vervaltermijn waarbinnen hij kon opkomen tegen het besluit zou zijn verstreken. Het betreft hier namelijk een bijzondere procedure op grond van 5:130 Burgerlijk Wetboek. Op grond van dit artikel dient het verzoek tot vernietiging van een besluit van een VvE te worden ingediend bij de kantonrechter binnen één maand na de dag waarop de verzoeker van het besluit kennis heeft genomen. Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat – zelfs al was de eigenaar op tijd geweest met zijn verzoek – hij onbevoegd zou zijn geweest hiervan kennis te nemen. Volgens de kantonrechter is sprake van een vordering tot nietigverklaring op grond van artikel 2:14 Burgerlijk Wetboek. Deze vordering had bij dagvaarding moeten worden ingesteld bij de rechtbank en niet bij de kantonrechter.
De eigenaar gaat in hoger beroep. Het gerechtshof oordeelt vervolgens in tegenstelling tot de kantonrechter dat de vervaltermijn van een maand nog niet was verstreken. Volgens het gerechtshof is de termijn van één maand pas gestart toen de man kennis heeft kunnen nemen van het besluit. Het gerechtshof is het wel met de kantonrechter eens dat de eigenaar zijn bezwaren via een dagvaardingsprocedure had moeten inleiden. De kwestie wordt daar echter ditmaal niet op afgewezen. Het gerechtshof overweegt dat de eigenaar zich zowel op vernietiging als op nietigheid heeft beroepen. Van hem kan niet worden gevergd dat hij daarvoor twee procedures start. De kantonrechter mag daarom beide procedures behandelen. Helaas voor de eigenaar komt het gerechtshof na een inhoudelijke beoordeling uiteindelijk alsnog tot de conclusie dat een gekwalificeerde meerderheid niet vereist was. Het besluit is dus geldig en de eigenaar van de dakkapel vist opnieuw achter het net.
De eigenaar gaat daarop in cassatie bij de Hoge Raad, waar het specifiek gaat over het onderscheid tussen nietigheid en vernietigbaarheid. De Hoge Raad overweegt dat het ontbreken van een op grond van de wet of statuten vereiste meerderheid van stemmen zou leiden tot een nietig besluit in de zin van art. 2:14 lid 1 Burgerlijk Wetboek, en niet tot een besluit dat vernietigbaar is zoals bedoeld in art. 2:15 lid 1 Burgerlijk Wetboek. Ook bevestigt de Hoge Raad dat de kantonrechter in een dergelijk geval zowel kan oordelen over de vernietigbaarheid als de nietigheid van een besluit.
In veel gevallen zijn organen van een rechtspersoon gebonden aan stemvereisten. Indien besluiten van deze organen niet volgens een statutair voorgeschreven meerderheid van stemmen zijn genomen, leidt dat tot nietigheid. Een rechtsgeldig besluit is dus nimmer tot stand gekomen.
Heeft u vragen over besluitvorming binnen rechtspersonen. Of wilt u advies over de nietigheid of eventuele vernietigbaarheid van genomen besluiten? Neem dan contact op met Joost van Dongen.
Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact met ons op en laat u persoonlijk informeren over onze diensten.