Bijgewerkt tot 18-10-2019
Vrijwel ieder bouwproject veroorzaakt stikstofuitstoot en -depositie. Als die stikstofdepositie plaatsvindt op een Natura 2000-gebied, is voor het bouwproject een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) vereist. De strenge voorwaarden en hoge onderzoekslasten maken echter dat voor een bouwproject liever geen Wnb-vergunning nodig is. Dat is alleen het geval als op voorhand met wetenschappelijke zekerheid significante effecten op voor stikstof gevoelige habitattypes in Natura 2000-gebieden kunnen worden uitgesloten. Wanneer deze effecten niet kunnen worden uitgesloten kan op grond van een Passende beoordeling of middels een ADC-toets alsnog vergunning worden verleend. In deze Stikstoftoets bouwprojecten leggen wij uit hoe u snel kunt beoordelen óf u een Wnb-vergunning nodig hebt en aan welke knoppen u kunt draaien om de vergunningplicht te voorkomen. Omdat niet altijd onder de vergunningplicht is uit te komen, lichten wij ook toe op welke wijze een Wnb-vergunning kan worden verkregen.
[campagnes]
Stappenplan stikstof bouwprojecten
Voorfase: 10 km
- Bepaal de afstand van het bouwproject tot in de omgeving gelegen Natura 2000-gebieden die stikstofgevoelige habitattypes omvatten. (Deze afstandsbepaling kan eenvoudig plaatsvinden met behulp van de site https://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/googlemapszoek2.aspx). Is de afstand groter dan 10 kilometer, dan zal voor verreweg de meeste projecten kunnen worden geconcludeerd dat op voorhand significante effecten op stikstofgevoelige habitattypes in Natura 2000-gebieden zijn uit te sluiten. Voor kleinere projecten zal reeds bij een geringere afstand kunnen worden uitgesloten dat significante effecten optreden bij voor stikstof gevoelige habitattypes. Een eenvoudige berekening (zie hierna) zal dit bevestigen.
Voortoets (1): bereken depositie van 0,00 mol/ha/jr
- Als een Natura 2000-gebied dichterbij is gelegen, onderzoek dan waar in het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied voor stikstofgevoelige habitattypes liggen. Zijn deze op een forse afstand van de grens van het Natura 2000-gebied gelegen, dan kan alsnog sprake zijn van een situatie waarin op voorhand significante effecten zijn uitgesloten. De volgende berekening moet dit dan bevestigen.
- Stel de invoergegevens voor een AERIUS-berekening vast, afzonderlijk voor zowel de realisatiefase als voor de exploitatiefase. Voor de realisatiefase gaat het om bouwkranen, keten, aggregaten, verkeersbewegingen van leveranciers en personeel, etc. Voor de realisatiefase gaat het om installaties en verkeersbewegingen veroorzaakt door de nieuwe activiteit. [1]
Bereken met behulp van AERIUS de stikstofdepositie op de dichtstbijzijnde voor stikstof gevoelige habitattypes. Is de uitkomst daar 0,00 mol per hectare per jaar, dan kan de conclusie worden getrokken dat op voorhand significante effecten op stikstofgevoelige habitattypes in Natura 2000-gebieden zijn uit te sluiten. - Voorbeelden: een modern distributiecentrum met een bebouwd oppervlak van 30.000 m2 kan op een afstand van 5 km al uitkomen op een depositie van 0,00 mol per hectare per jaar, een 50-tal woningen (gasloos) zelfs al binnen de 1,5 km.
Voortoets (2): aanpassing invoergegevens
- Indien de uitkomst van Voortoets (1) groter is dan een 0,00 mol per hectare per jaar, maar niet aanzienlijk groter, bezie dan of aanpassing van het bouwproject tot de mogelijkheden behoort. (Voorbeeld in de bouwfase: vervang aggregaten en andere diesel aangedreven motoren door een elektrische voorziening, stel eisen aan of beperk aan- en afvoer van personeel en leveranciers; voor de exploitatiefase: bouw gasloos, ga uit van elektrische heftrucks en de modernste vervoersmiddelen, beperk aan- en afrijden van personeel, optimaliseer aan-/afrijroutes van bewoners, etc.).
- Is de uitkomst alsnog 0,00 mol per hectare per jaar, dan kan alsnog de conclusie worden getrokken dat op voorhand significante effecten op stikstofgevoelige habitattypes in Natura 2000-gebieden zijn uit te sluiten.
Bij een positieve uitkomst kan de conclusie worden getrokken dat geen vergunningplicht ingevolge de Wnb geldt en kan het bouwproject worden vergund en gerealiseerd. Het kan verstandig zijn toch een vergunning aan te vragen opdat het bevoegd gezag op basis van de voortoets concludeert dat die vergunning niet is vereist.
- Indien voorgaande stappen niet het gewenste resultaat hebben: onderzoek nu de mogelijkheden tot intern salderen.
- Vergelijk daarvoor de uitkomst aan de hand van de invoergegevens voor de exploitatiefase met de uitkomst aan de hand van de invoergegevens in de ‘bestaande situatie’. Voor de bestaande situatie geldt dat het moet gaan om een ten tijde van de aanwijzing van het Natura 2000-gebied (vaak 2004 of 1994, maar soms ook later) legale, vergunde of gemelde situatie, die nadien is voortgezet of (indien inmiddels gestaakt) zonder natuurtoestemming onmiddellijk zou kunnen worden hervat.
- Voorbeeld 1: uitbreiding/vervangende nieuwbouw transportbedrijf: ten tijde van de aanwijzing van het Natura 2000-gebied in 2004 vond intern vervoer met tien dieselheftrucks plaats, aan- en afvoer door zestig dieselvrachtwagens (Euro 3 en 4). In de nieuwe situatie wordt het transportbedrijf aanzienlijk uitgebreid, maar de dieselheftrucks worden vervangen door elektrische heftrucks. Het wagenpark bestaat uit tien vrachtwagens (Euro 4) en tweehonderd vrachtwagens (Euro 6).
- Voorbeeld 2: renovatie gebouwcomplex met een uitbreiding van enkele woningen: door de gasgestookte installaties te vervangen door een WKO, ook voor het bestaande complex, kan voldoende ruimte ontstaan om het extra aan verkeersbewegingen vanwege de uitbreiding van het aantal woningen mogelijk te maken.
De uitbreidingen leveren een vermindering van de stikstofdepositie op door middel van interne saldering.[2]
- Voorwaarde voor interne saldering is dat veilig wordt gesteld dat de activiteiten die bij de saldering worden betrokken daadwerkelijk worden beëindigd. Bij intern salderen kunnen slechts de activiteiten worden betrokken die legaal zijn en daadwerkelijk aanwezig. Onbenutte vergunningruimte kan niet in de saldering worden betrokken. Aan saldering met agrarische activiteiten zijn aanvullende voorwaarden verbonden. Hier is maatwerk vereist. [3]
- Indien per saldo niet meer dan 0,00 mol per hectare per jaar stikstofdepositie op voor stikstofgevoelige habitattypes in Natura 2000-gebieden wordt toegevoegd, kan de conclusie worden getrokken dat significante effecten zijn uitgesloten. De provinciale beleidsregels gaan ervan uit dat een vergunning wordt aangevraagd en deze alsdan kan worden verleend.
Beoordeling (4): ecologische voortoets
- Is de uitkomst toch hoger, zij het gering, raadpleeg een ecoloog of een wetenschappelijke onderbouwing is te geven dat ondanks de geringe depositie toename op voor stikstof gevoelige habitattypes significante effecten zijn uit te sluiten. De ecoloog kan dit in bijzondere gevallen wetenschappelijk onderbouwen, mede op basis van de instandhoudingsdoelstellingen voor het betreffende Natura 2000-gebied en de actuele situatie voor stikstofgevoelige habitattypes.
Indien de uitkomst van deze beoordelingen positief is dan is de conclusie dat per saldo op voorhand significante effecten op stikstofgevoelige habitattypes in Natura 2000-gebieden zijn uit te sluiten. De conclusie kan dan zijn dat geen vergunning ingevolge de Wnb is vereist, danwel die vergunning zonder meer kan worden verleend. Volgens de wetgever dient een vergunning op grond van de Wnb te worden aangevraagd om zeker te zijn dat de uitkomst door het bevoegd gezag wordt aanvaard.
Indien de uitkomst van de beoordeling is dat significante effecten op voor stikstof gevoelige habitattypes in Natura 2000-gebieden niet op voorhand kunnen worden uitgesloten, dan leidt dit tot de conclusie dat een passende beoordeling nodig is.
- De passende beoordeling moet leiden tot de conclusie dat, ondanks de (geringe) toename van stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitattypes, de natuurlijk kenmerken van het Natura 2000-gebied niet zullen worden aangetast.
- Bepaal daartoe eerst de staat van instandhouding van (de relevante habitattypes in) het Natura 2000-gebied. Daarbij mogen de positieve gevolgen van instandhoudings- en preventieve maatregelen en ook autonome ontwikkelingen, worden meegenomen.
- Indien de uitkomst is dat sprake is van een gunstige staat van instandhouding, dan kan de Wnb-vergunning worden verleend.
Passende beoordeling (2): mitigeren
- Indien de staat van instandhouding niet gunstig is, moet worden bepaald of beschermings- en/of mitigerende maatregelen voor een gunstige staat van instandhouding zullen zorgen.
- Als een maatregel gericht is op herstel of verbetering van de door het project veroorzaakte gevolgen voor de stikstofgevoelige habitattypes en de maatregel direct is verbonden aan het bouwproject en de maatregel is niet reeds in een beheerplan voorzien, dan is sprake van een beschermingsmaatregel of mitigerende maatregel. Het positieve effect van de maatregel moet vaststaan.
- Indien de staat van instandhouding niet gunstig is en beschermings- of mitigerende maatregelen onvoldoende soelaas bieden, kan in de passende beoordeling een beroep worden gedaan op externe saldering.
- Ook voor extern salderen geldt dat het positieve effect op het stikstofgevoelige gebied dat zwaarder wordt belast door het bouwproject vast moet staan. Bij externe saldering gaat het om het inleveren van bestaande (vergunning) rechten in een zodanige omvang dat per saldo, gerekend naar de datum van de aanwijzing van het Natura 2000-gebied, de stikstofdepositie niet toeneemt. Let op dat extern salderen aan strenge eisen is gebonden, recent neergelegd in provinciale beleidsregels. Het opkopen van een vergunning van een gestopte of stoppende agrariër is niet in alle gevallen een oplossing.
Indien uit de passende beoordeling volgt dat niet kan worden uitgesloten dat de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied worden aangetast, resteert nog één mogelijkheid.
ADC-toets:
- Onderzoek of alternatieven bestaan, zowel voor wat betreft de locatie als voor wat betreft het doel en specifieke uitvoering van het project. (In geval van een woningbouwproject van 200 woningen: kan ik die woningen niet ergens anders bouwen of kan ik op een andere manier in woonbehoefte voorzien?)
- Onderzoek of er sprake is van een dwingende reden van groot openbaar belang die maakt dat het project gerealiseerd moet worden. (werkgelegenheid, volkshuisvesting, volksgezondheid, nationale economische belangen, verkeersveiligheid, duurzaamheid). Als een of meer van deze aspecten worden gediend, kan worden gesproken van dwingende redenen van groot algemeen belang. Recent voorbeeld is de verbreding van de Kempenbaan in Veldhoven, bedoeld om de structurele congestie van het verkeer op te lossen.
- Onderzoek welke compenserende maatregelen zullen worden getroffen om de negatieve effecten van het project voor de instandhoudingsdoelstelling van het Natura 2000-gebied weg te nemen. Aanleg van nieuwe habitattypes (al dan niet met uitbreiding van het Natura 2000-gebied).
- De ADC-toets lijkt een enorme drempel te zijn, maar de kern is dat naarmate de inbreuk op de natuurwaarden kleiner is, de eisen die aan het alternatievenonderzoek en de dwingende reden van groot openbaar belang worden gesteld, lager zijn. Omdat de inbreuk van bouwprojecten op enige afstand van Natura 2000-gebieden veelal niet erg groot zal zijn, kan van deze verlichting van de toets vaker gebruik worden gemaakt dan gedacht.
[1] Inmiddels hebben we een nieuwe versie van Aerius. In bijzondere situaties wordt ook nu nog gerekend met Stacks-D.
[2] De rekenvoorbeelden zijn fictief
[3] Zie de provinciale beleidsregels https://www.bij12.nl/wp-content/uploads/2019/10/beleidsregels-salderen.pdf (ook voor extern salderen)