De nieuwe Wet Franchise: de beëindiging van de franchisesamenwerking
Eerder schreven mijn collega Valerie Lipman en ik over de aanstaande wijzigingen op het gebied van franchise vanwege de invoering van de nieuwe Wet Franchise. Zoals het er nu naar uit ziet treedt de Wet Franchise al op 1 januari 2021 in werking en heeft deze verstrekkende gevolgen voor franchisegevers en -nemers. Voor een algemeen overzicht van de wijzigingen verwijzen wij u graag naar ons eerdere blog.
In deze serie bespreken wij de belangrijkste wijzigingen op het gebied van franchise aan de hand van vier onderdelen:
1. De precontractuele uitwisseling van informatie
2. De tussentijdse wijziging van een lopende franchiseovereenkomst
3. De beëindiging van de franchisesamenwerking
4. Het overleg tussen franchisegever en franchisenemer(s)
Deel 3: De beëindiging van de franchisesamenwerking
In dit blog behandelen we de veranderingen op het gebied van de beëindiging van de franchiserelatie, een onderwerp waarbij zich in de praktijk veel problemen voordoen. Meer specifiek ziet de Wet Franchise op een inhoudelijke regeling omtrent de vergoeding voor goodwill bij beëindiging van een franchiserelatie en het non-concurrentiebeding. De Wet Franchise verplicht tot het opnemen van een regeling omtrent goodwill voor de situatie dat een franchisegever de formule van een franchisenemer overneemt. Daarnaast geeft de Wet Franchise een kader waaraan non-concurrentiebedingen moeten voldoen om rechtsgeldig te zijn.
Vergoeding voor goodwill
Veel franchiseovereenkomsten beschikken over clausules waarbij de franchisenemer verplicht wordt zijn onderneming aan het einde van de looptijd van de overeenkomst te verkopen aan de franchisegever. Dergelijke clausules houden in veel gevallen geen rekening met de positie van de franchisenemer, waardoor verkoop onder zeer ongunstige voorwaarden kan plaatsvinden en er bijvoorbeeld geen vergoeding voor goodwill wordt betaald door de franchisegever. De gevolgen voor de franchisenemer kunnen groot zijn. Te denken valt aan substantieel vermogensverlies of zelfs een faillissement van de franchisenemer. De franchisegever verkeert daarentegen in een luxepositie. Hij kan de formule (onder dezelfde voorwaarden) nogmaals aangaan met een nieuwe exploitant, terwijl hij bovendien kan profiteren van hetgeen de franchisenemer in de voorgaande jaren heeft opgebouwd.
In de nieuwe Wet Franchise is een verplichting opgenomen om in de franchiseovereenkomst te voorzien in een vergoeding voor opgebouwde goodwill, voor zover deze in redelijkheid aan de franchisenemer is toe te rekenen.
Op grond van het nieuwe artikel 7:920 BW dient de franchiseovereenkomst te bepalen:
- De wijze waarop de goodwill wordt vastgesteld:
- Of goodwill aanwezig is in de onderneming van de franchisenemer;
- Zo ja, welke omvang deze heeft; en
- In welke mate deze aan de franchisegever is toe te rekenen.
- Op welke wijze de goodwill die redelijkerwijs is toe te rekenen aan de franchisenemer bij beëindiging van de franchiseovereenkomst wordt vergoed.
Maar let op, deze verplichting geldt alleen wanneer een franchisegever voor zichzelf of met het oog op overdracht aan een nieuwe franchisenemer, de franchiseonderneming overneemt. Geschiedt de transactie tussen twee franchisenemers dan maakt goodwill onderdeel uit van de overnameprijs welke tussen partijen wordt uit onderhandeld.
Post-contractuele non-concurrentiebedingen
Veel franchiseovereenkomsten beschikken eveneens over non-concurrentiebedingen die ook hun werking hebben na de beëindiging van de overeenkomst. Dergelijke bedingen dienen de franchisegever te beschermen tegen het gebruik van de gedurende de franchiserelatie aan franchisenemer verstrekte knowhow. In veel gevallen zijn non-concurrentiebedingen echter veel ruimer geformuleerd dan noodzakelijk. De Wet Franchise zorgt ervoor dat de reikwijdte van dergelijke bedingen wordt beperkt tot hetgeen noodzakelijk is voor onder andere de bescherming van de knowhow en alleen betrekking heeft op concurrerende goederen of diensten. Daarnaast mogen non-concurrentiebedingen slechts zien op een periode van één jaar na afloop van de franchiseovereenkomst en tevens slechts gelden in het geografische gebied waarbinnen de franchisenemer de formule mocht exploiteren.
Non-concurrentiebedingen en goodwill bepalingen in strijd met hetgeen hiervoor besproken zijn verboden en niet-rechtsgeldig (oftewel nietig). Lopende franchiseovereenkomsten dienen daarom binnen twee jaar na de invoering van de Wet Franchise te worden aangepast. In nieuwe franchiseovereenkomsten dient direct rekening te worden gehouden met de Wet Franchise.
Heeft u vragen over de herformulering van dergelijke bepalingen of wilt u advies omtrent mogelijke heronderhandeling bij een nieuwe franchiseovereenkomst? Neem dan contact op met Valerie Lipman of Joost van Dongen.
Lees ook
- Franchising en IT-investeringen: een gids voor franchisegevers in de retail
- Franchise en duurzaamheid: een gelukkige combinatie
- Checklist nieuwe Wet Franchise
- Ingrijpende wetswijzigingen op het gebied van Franchise op komst.
- De nieuwe Wet Franchise: voldoet u er al aan?
- De nieuwe Wet Franchise: overleg tussen franchisegever en franchisenemer(s)
Stuur Valerie uw reactie of vraag:
Actueel.
Cursussen & webinars.
-
28
Nov
2023Cursus€ 395,-Bouwen en ontwikkelen onder de Omgevingswet
-
07
Nov
2023Cursus€ 395,-Bouwen en ontwikkelen onder de Omgevingswet
-
28
Sep
2023WebinarGratisWet Kwaliteitsborging: hoe gaat dat in zijn werk?
-
KIJK
NU
Als professional blijft u met onze nieuwsbrief altijd op de hoogte van de laatste ontwikkelingen.