Intrekking omgevingsvergunning bouwen, let goed op in bezwaar!

Tegen een besluit tot intrekking van een omgevingsvergunning voor bouwen kan bezwaar en beroep worden ingesteld. Het is echter wel van belang om al in de bezwaarfase alle relevante stukken ter onderbouwing van je standpunt naar voren te brengen. In beroep is het vaak te laat. Dat blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 juni 2019 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1825).

Datum:  13 juni 2019

Leestijd:  +/- 2 minuten

Tegen een besluit tot intrekking van een omgevingsvergunning voor bouwen kan bezwaar en beroep worden ingesteld. Het is echter wel van belang om al in de bezwaarfase alle relevante stukken ter onderbouwing van je standpunt naar voren te brengen. In beroep is het vaak te laat. Dat blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 juni 2019 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1825).

Wat was er aan de hand?

In 2007 is aan appellant een omgevingsvergunning voor bouwen verleend, toen nog onder de noemer bouwvergunning. In 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning voor de eerste keer ingetrokken. In 2011 kwam de bouw naar aanleiding van een voorwaarde in de beslissing op bezwaar weer op gang. Toen is op het perceel een kelderbak met daarop een onderstempelde breedplaatvloer aangelegd. Vanaf 2012 heeft de bouw jarenlang stilgelegen, zodat het college opnieuw een voornemen heeft kenbaar gemaakt om de omgevingsvergunning in te trekken.

Tijdens een zienswijzengesprek begin 2017 gaf appellant aan de benodigde financiering en een uitvoerder voor de bouw geregeld te hebben. Op 11 april 2017 heeft het college de omgevingsvergunning vervolgens toch ingetrokken, omdat in de periode van 8 april 2016 tot 9 januari 2017 gedurende ten minste 26 weken geen bouwwerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Het college achtte het niet aannemelijk dat de bouwwerkzaamheden binnen korte termijn zouden worden hervat en dat het geplande woongebouw gerealiseerd zou worden.

Het college heeft het intrekkingsbesluit bij zijn beslissing op bezwaar gehandhaafd, waartegen appellant beroep heeft ingesteld. Deze uitspraak betreft het hoger beroep tegen de rechtbankuitspraak.

Intrekking omgevingsvergunning voor bouwen

Het college kon de omgevingsvergunning voor bouwen intrekken, omdat gedurende 26 weken geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van deze vergunning. Dit volgt uit artikel 2.33 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

De Afdeling herhaalt in deze uitspraak haar eerdere overweging dat bij de beslissing over de intrekking van een omgevingsvergunning alle in aanmerking te nemen belangen moeten worden betrokken en tegen elkaar afgewogen. Ook de (financiële) belangen van de vergunninghouder kunnen worden meegenomen. Daarbij mag in aanmerking genomen worden of het niet tijdig gebruikmaken van de vergunning aan de vergunninghouder toe te rekenen is.

De enkele omstandigheid dat de vergunninghouder niet aannemelijk weet te maken dat hij de vergunning alsnog binnen korte termijn zal benutten, is volgens de Afdeling voldoende om de intrekking van de vergunning te rechtvaardigen.

Stukken aanleveren tijdens bezwaarfase, in beroep is te laat!

Bij de beoordeling of het college de omgevingsvergunning had mogen intrekken, moet gekeken worden of het college bij de beslissing op bezwaar ervan mocht uitgaan dat appellant niet binnen korte termijn zou starten met de bouwwerkzaamheden en deze zou afronden.

Appellant heeft in beroep op verschillende manieren geprobeerd te onderbouwen dat het aannemelijk was dat de bouwwerkzaamheden op korte termijn zouden worden hervat. Hij wilde bij de rechtbank stukken inbrengen en getuigen laten horen. De rechtbank heeft beide niet geaccepteerd.

Daar was appellant het niet mee eens. Hij voert in hoger beroep aan dat het hem in de bezwaarfase onduidelijk was dat hij deze stukken destijds al had moeten inbrengen. Het college had hem om de stukken moeten vragen en moeten wijzen op de consequenties van het niet tijdig aanleveren daarvan. De getuigen hadden bovendien gehoord moeten worden, omdat zij over meer feiten konden verklaren dan alleen over de feiten van na het besluit op bezwaar.

De Afdeling is van oordeel dat het voor appellant voldoende duidelijk had kunnen zijn dat hij de stukken al in de bezwaarfase had kunnen en moeten overleggen. Dat hij destijds nog niet werd bijgestaan door een advocaat, maakt dit niet anders. Uit correspondentie van het college blijkt zelfs dat hem expliciet is gevraagd stukken ter onderbouwing van zijn stellingen aan te leveren. De rechtbank heeft verder terecht geoordeeld dat de getuigenverklaringen niet relevant zouden zijn voor de beantwoording van de vraag of het college bij het besluit op bezwaar ervan mocht uitgaan dat appellant niet binnen korte termijn zou starten met de bouw en deze zou afronden.

Appellant heeft ten tijde van het besluit op bezwaar volgens de Afdeling dan ook niet aannemelijk gemaakt dat hij binnen korte termijn de bouwwerkzaamheden zou voortzetten en het woongebouw zal realiseren. Hij heeft namelijk op het moment suprême, in de bezwaarfase, geen stukken aangevoerd ter onderbouwing van zijn stellingen. Het college mocht ook laten meewegen dat de bouwwerkzaamheden in de afgelopen 10 jaar niet echt voortvarend zijn opgepakt.

Conclusie

Uit deze uitspraak blijkt dat het heel belangrijk is om in de bezwaarfase van een besluit tot intrekking genoeg stukken aan te leveren om te onderbouwen dat de bouwwerkzaamheden op korte termijn worden hervat. Het moment van het besluit op bezwaar telt, daarna is het te laat!


Blijf scherp

Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact met ons op en laat u persoonlijk informeren over onze diensten.