Ontslag Sywert van Lienden en Bernd Damme: tegenstrijdig belang en bestuursverbod

Sywert van Lienden en zijn voormalig medebestuurder, Bernd Damme, zijn onlangs door de rechtbank ontslagen als bestuurders van Stichting Hulptroepen Alliantie (“SHA”). In deze blog zetten wij uiteen hoe de rechtbank tot dit besluit is gekomen en wat daarvan de gevolgen zijn voor de bestuurders van SHA

Datum:  02 augustus 2022

Geschreven door:  Bram Goudkamp

Leestijd:  +/- 2 minuten

Sywert van Lienden en zijn voormalig medebestuurder, Bernd Damme, zijn onlangs door de rechtbank ontslagen als bestuurders van Stichting Hulptroepen Alliantie (“SHA”). Naast het ontslag heeft de rechter beide heren een bestuursverbod opgelegd. De oorzaak van de onvrede ten aanzien van (de bestuurders van) SHA zal niemand zijn ontgaan: de omstreden mondkapjesdeal(s) met het Ministerie van Volksgezondheid die de Staat miljoenen heeft gekost – terwijl de mondkapjes uiteindelijk onbruikbaar bleken te zijn. De deal zou belangeloos geschieden, maar dat bleek niet het geval.

Veel Nederlanders vragen zich af of het handelen van beide heren rondom de mondkapjesdeal(s) legaal was. Daar zijn twijfels over. De rechtbank overweegt dat de legaliteit van de deal(s) in deze procedure niet in geding is. Hierover wordt  waarschijnlijk nog geoordeeld in een andere (strafrechtelijke) procedure. Wel oordeelt de rechter dat bij beide bestuurders sprake was van een tegenstrijdig belang. De bestuurders van SHA waren namelijk óók bestuurder (en aandeelhouder) van Relief Goods Alliance B.V. (“RGA”), waarmee veel winst is gemaakt. Daarnaast was het onderscheid tussen de ‘non-profit’ SHA en de RGA mét winstoogmerk onvoldoende zichtbaar. Het voorgaande rechtvaardigde volgens de rechtbank een ontslag op grond van artikel 2:298 BW.

In deze blog zetten wij uiteen hoe de rechtbank tot dit besluit is gekomen en wat daarvan de gevolgen zijn voor de bestuurders van SHA.

Ontslag bestuurder stichting: algemeen

De meeste rechtspersonen hebben een algemene leden- of aandeelhoudersvergadering welke het bestuur benoemt, schorst en/of ontslaat. De algemene leden- of aandeelhoudersvergadering kan zodoende enige controle uitoefenen op het bestuurlijk handelen. Een stichting heeft daarentegen geen leden of aandeelhouders. De wet stelt met betrekking tot benoeming en ontslag slechts één vereiste: het benoemings- of ontslagbesluit moet worden genomen door een in de statuten aangewezen orgaan. In de praktijk is dit vaak het bestuur zelf. Dit kan onder omstandigheden problemen opleveren vanwege het gebrek aan interne controle, bijvoorbeeld als het bestuur over zijn eigen ontslag dient te besluiten. Om te voorkomen dat het ontbreken van deze interne controle leidt tot misbruik, zijn diverse wetsartikelen relevant. Een voorbeeld daarvan is artikel 2:298 BW.

Ontslaggronden artikel 2:298 BW

Artikel 2:298 BW is in juli 2021 gewijzigd in het kader van de nieuwe Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (zie over deze wet deze longread). In deze procedure werd zowel op grond van artikel 2:298 BW (oud) als op grond van artikel 2:298 BW (nieuw) ontslag van de bestuurders verzocht. Op grond van artikel 2:298 lid 1 BW  (oud) kon een bestuurder ontslagen worden door een belanghebbende of het Openbaar Ministerie in het geval een bestuurder:

In artikel 2:298 lid 1 BW (nieuw) is de ontslaggrond uitgebreid. In de wetsgeschiedenis is te lezen dat hiertoe werd overgegaan omdat in situaties waarin een bestuurder niet in strijd met de wet of de statuten handelde, maar het handelen wél in strijd was met de belangen van de stichting (waardoor het niet verantwoord zou zijn om hem als bestuurder te handhaven), artikel 2:298 BW (oud) onvoldoende grondslag biedt. Sinds de wijziging van artikel 2:298 BW kunnen bestuurders worden ontslagen wegens: (i) verwaarlozing van hun taak, (ii) andere zwaarwegende redenen, (iii) ingrijpende wijziging van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van zijn bestuurderschap in redelijkheid niet kan worden geduld of (iv) wegens het niet of niet behoorlijk voldoen aan een door de voorzieningenrechter van de rechtbank gegeven bevel.

Op grond van artikel 2:298 BW (oud en nieuw) staat het de rechter vrij om gedurende het onderzoek een voorlopige voorziening te treffen, hetgeen in deze procedure aan de orde was. In april besloot de rechter namelijk hangende het onderzoek de bestuurders van de stichting te schorsen.

Welke taken heeft een bestuurder van een stichting?

Normaliter is een bestuurder  van een stichting gehouden zich te richten naar het belang van de stichting en de aan haar verbonden onderneming. Bij een stichting wordt het belang grotendeels bepaalt door het doel van de stichting. De doelomschrijving van SHA luidt als volgt:

In de statuten staat, blijkens de beschikking, nog het volgende:

De rechtbank overweegt dat voornoemd doel niet naar behoren is behartigd en dat er sprake is van handelen in strijd met de statuten van de stichting. De rechtbank oordeelt als volgt:

Bestuurders hadden ten tijde van het vaststellen van hun beleid, vanwege hun betrokkenheid bij SHA én het oprichten van RGA, een tegenstrijdig belang. Waar beide bestuurders ten aanzien van SHA geen winstoogmerk hadden, hadden zij dit wel degelijk met RGA. Deze ‘dubbelfunctie’ heeft geleid tot een onverenigbaar tegenstrijdig belang bij het uitzetten van het beleid van SHA. Als bestuurders van SHA dienden zij ‘belangeloos’ te handelen, terwijl bij RGA winstmaximalisatie het doel was. Tevens is door de bestuurders naar de buitenwereld onvoldoende onderscheid gemaakt tussen beide rechtspersonen. Daarbij heeft RGA misbruik gemaakt van de goodwill van SHA. Het ontstaan van deze verwarring is grotendeels toe te rekenen aan de bestuurders. Niet in de laatste plaats omdat RGA in feite niets meer is dan een Engelse vertaling van de naam SHA.

De rechtbank overweegt als volgt:

“Door het creëren en laten voortbestaan van een belang dat tegenstrijdig was aan het belang van SHA hebben zij zich bij de vervulling van hun taak niet gericht naar het belang van SHA en de met haar verbonden onderneming.

De rechter overweegt dat ten gevolge van het bovenstaande voldoende grondslag bestaat om de bestuurder te ontslaan op grond van artikel 2:298 BW (oud) of op grond van artikel 2:298 BW (nieuw).

Ontslag krachtens artikel 2:298 BW (oud) of 2:298 BW (nieuw)

Het handelen in strijd met de statuten, kan op grond van artikel 2:298 BW (oud), een reden zijn voor ontslag van de bestuurder van een stichting. Of daarvan sprake is, is onzeker. Te verdedigen is dat het laten bestaan van een potentieel tegenstrijdig belang niet noodzakelijkerwijs betekent dat het bestuur zich bij de vervulling van zijn taak onvoldoende naar het belang van de stichting heeft gericht (en dus sprake was van handelen in strijd met de statuten).

Ontslag van een bestuurder op grond van artikel 2:298 BW (nieuw) ligt meer voor de hand. Elke verwaarlozing van de bestuurstaak is op grond van het nieuwe recht voldoende grondslag voor ontslag, zoals ook de rechtbank in deze kwestie overweegt. Als geen sprake is van verwaarlozing van de bestuurstaak, dan zijn in dit geval de overige omstandigheden die de rechtbank uiteenzet (zoals het onvoldoende onderscheid maken tussen SHA en RGA) ongetwijfeld voldoende om aan te nemen dat er ‘andere zwaarwegende omstandigheden’ zijn die ontslag krachtens artikel 2:298 BW (nieuw) rechtvaardigt. Het handelen van beide bestuurders was (duidelijk) niet in het belang van SHA en hiermee past het ontslag bij uitstek bij de gedachte achter de wijziging van artikel 2:298 BW.

Bestuursverbod en verder verloop van de procedure

Aan beide bestuurders is, conform het bepaalde in artikel 2:298 lid 3 BW, tevens een bestuursverbod opgelegd. Voornoemd artikel bepaalt dat een bestuurder gedurende vijf jaar na het ontslag geen bestuurder of commissaris van een stichting kan worden, tenzij de bestuurder geen ernstig verwijt kan worden gemaakt.

Op het moment loopt nog een civielrechtelijk en een strafrechtelijk onderzoek naar het handelen van (het bestuur van) SHA. De rechtbank heeft tevens een nieuwe bestuurder benoemd. Deze nieuwe bestuurder heeft o.a. als taak om te onderzoeken of SHA een vorderingsrecht heeft op haar voormalige bestuurders.

Tot slot is het belangrijk om te vermelden dat een groot deel van het verweer in onderhavige kwestie, wegens formele aspecten, niet is behandeld. In hoger beroep kunnen deze verweren opnieuw worden ingediend, waardoor een andere uitkomst van deze procedure mogelijk is.

Vragen over een stichting of het ontslag van een bestuurder? Neem contact op via onderstaand formulier. Wij helpen u graag.



Blijf scherp

Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact met ons op en laat u persoonlijk informeren over onze diensten.