Datum: 21 januari 2021
Gewijzigd 14 november 2023
Geschreven door: Reinier Pijls
Leestijd: +/- 2 minuten
Eerder schreef ik al een blog over de noodzaak om als bestuurder van een onderneming een voorziening te treffen als je ernstig rekening moet houden met een claim. Als je geen voorziening treft en bij dividenduitkeringen dus geen rekening houdt met een dergelijke claim kan je als bestuurder aansprakelijk zijn.
Dit kan ook het geval zijn als een vordering op een (contracts-)partij door een rechtbank is toegewezen en deze partij onder dreiging van executie van dit vonnis de vordering voldoet maar wel hoger beroep instelt. Als het vonnis in hoger beroep onderuit gaat, heeft je onderneming onrechtmatig gehandeld en is zij schadeplichtig. Onder bijzondere omstandigheden kan het zo zijn dat je ook als bestuurder (in privé), dus naast de onderneming, aansprakelijk bent. Volgens vaste rechtspraak kan daar sprake van zijn in geval van frustratie van betaling en verhaal waardoor de wederpartij wordt benadeeld en waarbij je als bestuurder ernstig verwijtbaar handelt.
In het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 mei 2020 oordeelt het hof dat daarvoor van belang kan zijn (i) of de bestuurder op grond van de hem bekende omstandigheden rekening had moeten houden met de mogelijkheid dat het vonnis zou worden vernietigd, (ii) de bestuurder wist of ernstig rekening had moeten houden met de mogelijkheid dat in geval van vernietiging van het vonnis de onderneming niet in staat is het ontvangen bedrag terug te betalen en (iii) of in de gegeven omstandigheden de bestuurder kan worden verweten dat hij desondanks een vordering heeft laten betalen, met verwaarlozing van de belangen van de geëxecuteerde.
Indien je onderneming niet in staat is om tot terugbetaling over te gaan na vernietiging van het vonnis in hoger beroep, zal al snel aan de eerste twee hiervoor genoemde voorwaarden zijn voldaan. Cruciaal in zo'n situatie is dus de derde voorwaarde. Het hof geeft aan dat daaraan is voldaan als het geïncasseerde is benut voor niet noodzakelijke betalingen. In de onderhavige procedure had de onderneming het geïncasseerde gebruikt om de (niet opeisbare) rekeningcourantvorderingen van de bestuurders en gelieerde vennootschappen af te lossen terwijl deze betalingen niet noodzakelijk waren. Het hof oordeelt dan ook dat er sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid. De uitkomst zou wellicht anders zijn geweest als het bedrag was besteed aan de gewone bedrijfsvoering van de onderneming om het bedrijf te kunnen voortzetten.
Als je onderneming ernstig rekening moet houden dat een bedrag na hoger beroep moet worden terugbetaald, en terugbetaling uit de bedrijfsmiddelen niet mogelijk is, dien je daarvoor een voorziening te treffen of dit bedrag slechts te besteden aan de gewone bedrijfsvoering. Betaling van niet noodzakelijke vorderingen, zoals betaling aan gelieerde partijen, is dan onverstandig. Tref je geen voorziening of houd je geen rekening met de besteding van het geïncasseerde bedrag dan kan jou dat als bestuurder (in privé) raken.
De advocaten in mijn team zijn gespecialiseerd in bestuurdersaansprakelijkheidskwesties dus neem bij vragen gerust contact op.
Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact met ons op en laat u persoonlijk informeren over onze diensten.