Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden

De "Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden" beoogt een eind te maken aan de problematiek rondom schijnzelfstandigheid. Het wetsvoorstel is ter internetconsultatie openbaar gemaakt. Het voorstel is dus nog niet naar de Tweede Kamer gestuurd, maar wordt nu al flink bekritiseerd. Emanuella de Moor geeft in haar blog inzicht in de veranderingen die het wetsvoorstel beoogt en in de stand van zaken omtrent het wetsvoorstel.

Datum:  06 november 2023

Gewijzigd  21 november 2023

Geschreven door:  Emanuella de Moor

Leestijd:  +/- 2 minuten

In een eerdere blog schreven we over de Kamerbrief hoofdlijnen arbeidsmarkt, waarin beoogde wijzigingen binnen het arbeidsrecht werden aangekondigd. Eén voornemen was het aanpakken van zogenaamde schijnzelfstandigheid. Inmiddels is dit voornemen uitgewerkt in een eerste wetsvoorstel dat ter internetconsultatie openbaar is gemaakt: de “Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden”. Het wetsvoorstel is dus nog niet naar de Tweede Kamer gestuurd, maar wordt nu al flink bekritiseerd. Deze blog gaat in op de veranderingen die het wetsvoorstel beoogt en op de stand van zaken omtrent het wetsvoorstel.

Achtergrond van het wetsvoorstel

De wet beoogt een welbekend probleem op te lossen: de schijnzelfstandigheid. Een schijnzelfstandige is iemand die door zichzelf en zijn ‘opdrachtgever’ als zzp’er wordt aangemerkt, terwijl deze persoon in werkelijkheid werknemer is. Er zijn grote risico’s verbonden aan schijnzelfstandigheid. De werkgever kan de constructie misbruiken door bijvoorbeeld te stellen dat hij de werknemer zomaar kan ontslaan, zonder inachtneming van de strenge ontslagbescherming waar de werknemer eigenlijk recht op heeft. Voor de samenleving is het problematisch omdat schijnzelfstandigheid sociale fraude in de hand werkt, omdat onterecht niet alle verplichte belastingen en premies worden betaald.

Wat beoogt de wet te veranderen?

De grootste oorzaak voor schijnzelfstandigheid is gelegen in het ontbreken van een duidelijk en hanteerbaar toetsingskader. Het wetsvoorstel stelt daarom een aanvullend wettelijk toetsingskader voor.

Artikel 7:610 BW geeft het huidige toetsingskader aan de hand waarvan arbeidsrelaties worden gekwalificeerd. Een arbeidsrelatie kwalificeert als arbeidsovereenkomst als de werkende (1) tegen het ontvangen van loon (2) persoonlijk arbeid verricht (3) in dienst van de werkgever (gezagscriterium). De invulling van het gezagscriterium zorgt voor de meeste discussie in het onderscheid tussen werknemers en zzp’ers. Het wetsvoorstel stelt een verduidelijking voor van dit gezagscriterium in artikel 7:610 BW. Volgens dit voorstel is sprake zijn van gezag wanneer (abc-toets):

  1. De arbeid wordt verricht onder werkinhoudelijke aansturing door de werkgever; of
  2. De arbeid of de werknemer organisatorisch zijn ingebed in de organisatie van de werkgever; en
  3. De werknemer de arbeid niet voor eigen rekening en risico verricht

Vervolgens stelt het wetsvoorstel voor een derde en vierde lid aan artikel 7:610 BW toe te voegen. Hierin staat een wettelijke rangorde van deze abc-toets en de mogelijkheid om bij AMvB verduidelijking van de begrippen en wegingsfactoren te gegeven.

Tot slot wordt er een nieuw artikel (7:610aa BW) voorgesteld waarin een rechtsvermoeden staat: wanneer een werkende minder dan € 32,24 verdient, wordt er vermoed sprake te zijn van een arbeidsovereenkomst. Het rechtsvermoeden kan worden ingeroepen door de werkende (of diens vertegenwoordiger). Het gaat hierbij om een weerlegbaar rechtsvermoeden. Er ontstaat dus niet automatisch een arbeidsovereenkomst, maar de werkende kan zich in geval van een tarief onder de norm wel op het rechtsvermoeden van arbeidsovereenkomst beroepen en gemakkelijker een arbeidsovereenkomst opeisen (bij de eigen werkgever en desnoods via de civiele rechter). Het is dan aan de werkgever om dat rechtsvermoeden te ontkrachten.

Meningen vanuit de maatschappij

Op 6 oktober werd de internetconsultatie van het wetsvoorstel geopend. De internetconsultatie sluit op 10 november 2023. Tot nu toe zijn de reacties overwegend negatief. Zzp’ers en hun belangenorganisaties vinden het wetsvoorstel ‘vaag’, ‘juridisch complex’ en onwerkbaar. Ook vrezen zzp’ers dat opdrachtgevers door de wet voorzichtiger worden met het inhuren van zzp’ers.

Volgens een peiling van de Knab onder ruim 200 zzp’ers, staat 80% van de zzp’ers niet achter de wet. Het wetsvoorstel zorgt ervoor dat de kwalificatie van de arbeidsrelatie per opdracht geschiedt in plaats van op persoonsniveau. Veel zzp’ers vrezen ervoor dat ze hun opdrachten maar gedeeltelijk – of helemaal niet meer – als zzp’er kunnen blijven uitvoeren. Wat betreft het rechtsvermoeden van het uurtarief, is 50% het met het voorstel eens. Ze vinden echter dat het tarief op € 50 moet liggen in plaats van op € 32,24.

Kortom, het wetsvoorstel beoogt meer duidelijkheid in het toetsingskader van de arbeidsrelatie te creëren teneinde schijnzelfstandigheid te voorkomen en werkenden te beschermen. De reacties op het voorstel zijn tot nu toe echter overwegend negatief. Er wordt juist gevreesd voor meer onduidelijkheid en minder werkgelegenheid voor zzp’ers.


Blijf scherp

Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact met ons op en laat u persoonlijk informeren over onze diensten.

Neem contact op