Het maken van prijsafspraken met distributeurs kan voor de leverancier van producten op het eerste gezicht een tal van voordelen hebben. Zo kunnen vaste prijzen bijdragen aan een consistente prijsstelling in de markt, blijven de marges van zowel de leverancier als de distributeur beschermd én wordt voorkomen dat er concurrentie ontstaat binnen de distributieketen. Afspreken dus, zou je denken. Toch is het maken van prijsafspraken vaak niet toegestaan in het licht van het mededingingsrecht. In deze blog zullen Valerie Lipman en Daniek Regterschot toelichten wat er op het gebied van prijzen wel en niet afgesproken mag worden in een distributierelatie, om u ervan te verzekeren dat uw distributieovereenkomst niet in strijd is met het mededingingsrecht.
Datum: 09 juli 2024
Gewijzigd 11 juli 2024
Geschreven door: Daniek Regterschot en Valerie Lipman
Leestijd: +/- 5 minuten
Een distributieovereenkomst wordt gesloten tussen een leverancier en een distributeur. De leverancier – vaak ook de producent of fabrikant – levert de goederen aan de distributeur. De distributeur levert de producten vervolgens zelfstandig aan de afnemers. Een distributieovereenkomst hoeft niet schriftelijk te zijn vastgelegd. Zo kunnen bijvoorbeeld ook mondelinge afspraken tussen de leverancier en de distributeur over de prijzen, minimale afname en beëindiging van de distributieovereenkomst gewoon geldig zijn.
Ondanks dat prijsafspraken op het eerste gezicht voordelig lijken, zijn afspraken ten aanzien van vaste- of minimumprijzen in strijd met het mededingingsrecht. Dergelijke afspraken zijn aan te merken als ‘hardcore beperking’ in het mededingingsrecht. Het mededingingsrecht houdt in dat het ondernemingen niet is toegestaan om afspraken te maken die de concurrentie (horizontaal of verticaal) beperken. Met horizontale concurrentie wordt gedoeld op afspraken die tussen concurrenten onderling worden gemaakt; bijvoorbeeld de afspraak tussen fabrikanten van auto’s dat geen van de fabrikanten de auto’s voor een bedrag lager dan vijftigduizend euro aanbiedt. Het opleggen van vaste- of minimumverkoopprijzen is vervolgens een typisch voorbeeld van verticale prijsafspraken, aangezien deze afspraken worden gemaakt tussen de leverancier en de distributeur.
Het hanteren van een adviesprijs of het opleggen van een maximumwederverkoopprijs mag echter wél en is geen ‘hardcore beperking’ in de zin van het mededingingsrecht. Belangrijk is dan wel dat de maximumverkoopprijs niet zodanig laag is dat feitelijk sprake is van een vaste (minimum)verkoopprijs.
Als hoofdregel geldt dus dat het maken van prijsafspraken niet is toegestaan. Op deze hoofdregel zijn wel een aantal uitzonderingen:
In het geval van prijsafspraken in de distributieovereenkomst is echter niet snel sprake van één van voornoemde uitzonderingen. Toch kan het voorkomen dat er een vaste verkoopprijs wordt opgelegd bij de lancering van een nieuw product, het betreden van een nieuwe markt of gedurende een tijdelijke prijsverlaging of (kortings)actie. In die gevallen zijn prijsafspraken wel toegestaan.
Indien een bepaling uit een distributieovereenkomst in strijd is met het mededingingsrecht – en er geen sprake is van de bovengenoemde uitzonderingen – geldt dat deze bepaling als ‘nietig’ kwalificeert. Dit houdt in dat de gehele (strijdige) bepaling juridisch gezien nooit heeft bestaan. In beginsel geldt dat enkel de bepaling nietig is en niet de gehele distributieovereenkomst (= partieel nietig). In principe blijft de rest van de distributieovereenkomst dus gewoon bestaan, maar niet indien de desbetreffende bepaling zo belangrijk is voor de overeenkomst, dat het ontbreken daarvan ervoor zorgt dat de gehele overeenkomst onuitvoerbaar of zinloos wordt.
In aanvulling op de nietigheid, kan ook de Autoriteit Consument en Markt (ACM) een boete opleggen indien kartelafspraken zijn gemaakt. Als de gemaakte afspraken de handel tussen de lidstaten beperken, dan kan óók de Europese Commissie een boete opleggen. Dit kan voor behoorlijke kosten zorgen, aangezien de toezichthouders een boete kunnen opleggen van maximaal 40% van de jaarlijkse concernomzet. Mede afhankelijk van hoelang de overtreding heeft voortgeduurd.
Handelen in strijd met het mededingingsrecht kan dus flink in de papieren lopen. Des te belangrijker om er zeker van te zijn dat de door u gesloten of te sluiten distributieovereenkomst aan de wettelijke regels voldoet. Zo is sinds 1 juni 2022 nieuwe Europese wetgeving (VBER) van kracht. Distributieovereenkomsten van voor deze datum dienden uiterlijk per 31 mei 2023 in overeenstemming te zijn met deze nieuwe wetgeving.
Heeft u vragen over een gesloten of nog te sluiten distributieovereenkomst of wilt u advies over het voorkomen van een inbreuk op het mededingingsrecht? Neem dan contact op met een van onze gespecialiseerde advocaten, zij helpen u graag verder!