Beperkingen van de bancaire zorgplicht bij frauduleus bankrekeninggebruik

Al eerder schreef team Faillissementen en herstructurering, Financiering en zekerheden een reeks blogs over de bancaire zorgplicht jegens derden. In een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van een jaar geleden komt deze kwestie opnieuw aan bod.[1] Hier doet een curator een tevergeefs beroep op deze zorgplicht. Heleen Wessel-Krijger zet in onderstaande blog uiteen tot welk oordeel het hof in deze zaak kwam over de reikwijdte van de bancaire zorgplicht bij frauduleus bankrekeninggebruik.

#procederen

Datum:  20 augustus 2024

Gewijzigd  11 september 2024

Geschreven door:  Heleen Wessel-Krijger

Leestijd:  +/- 4 minuten

Buitencontractuele bancaire zorgplicht

Normaliter geldt dat er alleen in bijzondere gevallen in het belang van derden sprake kan zijn van een buitencontractuele zorgplicht van een bank. Bij het openen van een bankrekening was er in deze casus voor ING onvoldoende aanleiding om te moeten begrijpen dat er een ernstig gevaar bestond dat de rekening zou worden gebruikt voor frauduleuze handelingen waardoor de stichting en/of haar schuldenaren schade zouden lijden. Ook tijdens het gebruik van de bankrekening was er geen reden om de rekening te blokkeren, omdat ING zich er niet van bewust was (of had moeten zijn) dat de betalingstransacties op de rekening frauduleus waren.

De feiten

Wat was er nu eigenlijk aan de hand? Leveranciers hebben bouwmaterialen verkocht aan een stichting. De stichting verkocht deze bouwmaterialen door en ontving de koopprijs, maar betaalde de leveranciers van de bouwmaterialen niet. Zodra de verkoopprijzen voor bouwmaterialen op de rekening van de stichting werden betaald, nam de bestuurder deze bedragen contant op. Zo werden deze dus onttrokken aan het vermogen van de stichting.

Onder andere vanwege schending van de bancaire zorgplicht jegens de stichting en de gezamenlijke crediteuren heeft de curator van de stichting ING aansprakelijk gesteld. 

Zo verwijt de curator ING dat zij geen of onvoldoende cliëntonderzoek naar de stichting heeft gedaan bij het openen van de bankrekening. De stichting was jarenlang 'slapend' toen ineens een aanvraag voor een bankrekening werd gedaan door een eenkoppig bestuur, terwijl die bestuurder onder bewind was gesteld en kort voordien veroordeeld was voor fraude (aldus een katvanger in de visie van de curator). De stichting werkt vanuit een sociale huurwoning in het armste gehucht in het allerarmste deel van Noordoost-Groningen en beweerde vanuit het niets dat er een jaaromzet van € 500.000,00 tot € 1.000.000,00 gegenereerd zou kunnen worden. Daarnaast had ING meteen na de eerste contante opname de rekening moeten blokkeren.

Oordeel van het hof

  1. Géén bijzondere zorgplicht van ING tot bescherming tegen fraude bestuurder

    ING heeft op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft) het UBO-register en het incidentenregister (EVR) bij het openen van de zakelijke bankrekening geraadpleegd. Daaruit volgde dat de bestuurder bevoegd was de stichting te vertegenwoordigen. ING was niet verplicht om daarnaast het Centraal curatele- en bewindregister te raadplegen of te informeren naar het strafrechtelijk verleden van de bestuurder, aldus het hof. 

    Het opstarten van commerciële activiteiten, het huisadres van de bestuurder, noch de verwachte hoge omzet hoefden ING niet te alarmeren of haar te dwingen tot een verder cliëntonderzoek.

    Het hof stelt voorop dat er geen sprake is van een bijzondere zorgplicht van ING tot bescherming van de stichting of haar schuldeisers tegen fraude door bestuurder. Verder brengen de door de curator aangevoerde feiten niet met zich dat ING bij het openen van de bankrekening begreep of moest begrijpen dat er een ernstig gevaar bestond dat deze rekening gebruikt zou worden voor frauduleuze handeling waardoor de stichting of haar crediteuren schade zouden lijden. Het hof concludeert dat ING niet onrechtmatig heeft gehandeld.

  2. Géén verplichting tot blokkering van bankrekening

    Het gaan hier niet om bankfraude, dat wil zeggen: het gebruik van de rekening in strijd met de bedoelingen. Er is sprake van niet-bancaire fraude door een bevoegde vertegenwoordiger van de rekeninghouder/stichting die geautoriseerde betalingstransacties heeft uitgevoerd (lees: bedragen contant heeft opgenomen). Het hof is van mening dat niet is gebleken dat ING zich bewust was of had moeten zijn dat deze betalingstransacties frauduleus waren.

    Alleen in bijzondere gevallen kan in het belang van derden een specifieke buitencontractuele zorgplicht worden aangenomen. Nadat er sprake was van de contante opname van aanzienlijke bedragen heeft ING een aantal malen nadere informatie opgevraagd en gekregen. De bank heeft daarbij geverifieerd dat de opgegeven bedrijfsactiviteiten daadwerkelijk werden verricht. Na overleg met ING heeft de bestuurder uiteindelijk besloten de rekening op te heffen.

    Het hof kan gezien deze gang van zaken geen geschikt moment aanwijzen waarop de rekening geblokkeerd had moeten worden. Het hof wijst de vorderingen van de curator, net als de rechtbank, af.

Conclusie

ING heeft het vereiste cliëntonderzoek gedaan bij aanvang van de kredietrelatie. Zij hoefde niet óók op eigen initiatief nog onderzoek te doen naar mogelijke andere omstandigheden, nu daarvoor bij het aangaan van de relatie geen aanleiding bestond. De onderzoeksplicht bij het aangaan van een kredietrelatie wordt begrensd door het wettelijke kader en niet mede door een zorgplicht jegens derden.

Ook gedurende de relatie tussen bank en klant heeft ING voldaan aan haar onderzoeksplicht door tijdig vragen te stellen naar aanleiding van de aanzienlijke contante opnames. Achteraf is er geen moment geweest waarop zij de bankrekening van de stichting had moeten blokkeren voor contante opnames.

De rechtsregel die hieruit voort lijkt te vloeien is dat de zorgplicht van een bank niet zover reikt dat zij in een situatie als deze derden moet beschermen tegen frauduleus gebruik van een bankrekening, terwijl de bank heeft voldaan aan haar onderzoeksplicht naar de klant en naar de aanzienlijke contante opnames. 

 


[1] Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 22 augustus 2023, ELCI:NL:GHARL:2023:7051.


Blijf scherp

Als advocaten voor ondernemers begrijpen wij het belang van voorop blijven. Samen met ons heeft u alle kansen en risico’s in het vizier. Neem gerust contact op met onze specialisten en laat u persoonlijk informeren over onze diensten. 

Contact

Meer over dit onderwerp: